„Toch dieper zien”
De vloedgolf in Zuidoost-Azië, een teken van de naderende komst van Christus? En ook: een oordeel? Ds. M. Vlietstra: „Ik denk dat ik op allebei de vragen een bevestigend antwoord moet geven.”
„We moeten er geen rekensommetje van maken”, zegt de christelijke gereformeerde emeritus predikant uit Zeist. „Maar het indrukwekkende, het grootse van deze ramp; de geweldige, ik zou haast zeggen: ongekende proporties ervan, ik denk dat we daarin de voetstappen van Christus kunnen, mogen horen. Al realiseer ik me ook wel dat alles tegenwoordig in onze huiskamers komt. Ik hoorde dat er in 1976 in China ook zo’n ramp heeft plaatsgevonden. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik me dat amper meer kan herinneren. Maar, dat gebeurde óók al in het laatste der dagen.”
De ramp: een oordeel Gods? „Ik wil heel voorzichtig zijn. Maar ik dénk dat het een oordeel is. Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de Heere niet doet? Vorig jaar met biddag heb ik gepreekt over Psalm 36: „Uw gerechtigheid is als de bergen Gods, Uw oordelen -Uw gerichten- zijn een grote afgrond, Heere …” Ja, dan zien we in deze ramp toch Gods hand. Dat geloof ik stellig. Je hoort het wel eens zeggen, over de kampen, over Auschwitz: Waar was God toen? Die ellende: zo verschrikkelijk, zo hartverscheurend. Maar soms mag je toch dieper zien. Dan mag je geloven dat het alles niet buiten de Heere om gaat. En dat hij dit niet doet om ons te plagen, maar daarom, dat wij ons bekeren en leven.”
Tegelijk, voegt hij eraan toe, „laten we verschrikkelijk voorzichtig zijn met de vraag waar en waarom. Want dan kom ik toch uit bij de blindgeborene: „Wie heeft er gezondigd, deze of zijn ouders?” En zo vinden we het in de Bijbel zo heel dikwijls.”
Groot beest
Maar waarom dan juist dáár zo’n ramp? vervolgt ds. Vlietstra, „in een gebied met zo veel arme mensen, afhankelijke mensen? Ik denk aan Psalm 73. Asaf begreep er óók niets van. Totdat hij in Gods heiligdommen inging. Toen moest hij zeggen: Ik was een groot beest bij U. Ook deze ramp is een gevolg van de zonde, maar ook een oordeel Gods. Het zou zo’n grote zegen zijn als de schuld bij onszelf terechtkwam. Dan ben ík de schuldige, en dan roepen we God niet meer ter verantwoording.”
„Ik herinner me uit een van m’n gemeenten een jongen van 18 jaar die was omgekomen bij de bouw van een brug in Suriname. Ik weet nog heel goed dat ik in dat gezin kwam - zó verdrietig. En de oudste jongen, zó bitter. „Dominee”, zei hij, „ik geloof er geen steek van dat er een God is, en nog minder dat Hij goed is. Jan was de beste van het koppel!” Je weet op zo’n moment heel weinig te zeggen. Eén ding: „Joh, ik weet dat er nog een ánder waarom geklonken heeft. Op Golgotha. Het waarom van Christus, de enige Zoon van Zijn Vader. Ja. En dan komt het op een ander niveau, hè? We kunnen zo theoretisch bezig zijn.”
Verlangen
De zeebeving in Azië: kan het erger? „Ja”, zegt ds. Vlietstra, „het wordt nog erger. Als we in Openbaring lezen, dan kan dat niet anders. Aangrijpend, zoals het er bijvoorbeeld staat hoe de sterren van de hemel zullen vallen, hoe het derde deel der zon wordt geslagen, het derde deel der maan, het derde deel der sterren. ’k Heb zondag gepreekt uit Matthéüs 24, over die dienstknecht. „Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd?” Dan staat er zo: „Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.” Daar gaat het om. Alzo doende.”
We moeten, mógen in deze gebeurtenis de voetstappen van de Heere Jezus beluisteren, stelt de predikant. Mogen? „Ja. Mogen. Want dan is er toch dat verlangen, van de bruid naar de Bruidegom. En dan moet ik oppassen dat ik niet te grote woorden zeg. Zo hoog geestelijk ben ik ook niet altijd. We leven er veel te weinig bij. Maar dat verlangen, ja, dat is er wel. Ik ben tachtig jaar. En onwillekeurig leef je dan toch een beetje anders dan als je nog een leven voor je hebt. Het duurt niet zo lang meer. En dan straks hè: dáár zijn, samen met die ene heilige, algemene, katholieke kerk. Met alleen nog maar levende leden, onder dat ene Hoofd. Nooit meer zondigen, altijd bij Hem.”