VN sceptisch over hulptoezeggingen
De Verenigde Naties en de internationale hulporganisaties zijn sceptisch over de 3 miljard dollar (2,27 miljard euro) die regeringen wereldwijd hebben toegezegd voor de ramp in Azië.
Op de vraag of de landen kunnen terugkomen op een deel van hun toezeggingen, antwoordde VN-secretaris-generaal Kofi Annan deze week: „Afgaande op ervaringen uit het verleden, maak ik mij daar zorgen over.”
Op dit moment zitten Australië, Japan en Duitsland in de voorhoede, zegt VN-woordvoerster Elisabeth Byrs. „Zij beloofden honderden miljoenen. Verder zijn het onze gebruikelijke grote gevers. Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Zweden, Noorwegen en Nederland zitten bij elke noodhulpactie in de voorste linie.”
Het is de bedoeling dat de regeringen het toegezegde geld overmaken naar de VN, zegt Byrs. „Soms heeft het geld een specifieke doelstelling. Maar we hebben het liever zonder oormerk, want wij weten wat de plaatselijke noden zijn. En als een land een hulpteam naar het rampgebied stuurt, verrekenen we dat.”
Prof. Paul Hoebink relativeert echter de rol van de VN in de noodhulp. „De VN hebben een taak op mondiaal niveau om te zorgen dat iedereen meedoet. De 577 miljoen euro die Australië heeft toegezegd, wordt waarschijnlijk besteed bij Australische bedrijven. De VN hebben een veel te zwakke organisatie om dit geld zelf goed te stroomlijnen”, aldus de ontwikkelingsdeskundige.
In zijn pessimisme over landen die terugkomen op hun toezeggingen, verwees VN-topman Annan naar de acties na de aardbeving in het Iraanse Bam vorig jaar. Van de aan de VN beloofde 32 miljoen dollar (24,3 miljoen euro) voor Bam kwam nog maar 17 miljoen dollar (13 miljoen euro) binnen. En Haïti, dat vorig jaar werd getroffen door enkele orkanen, kreeg maar 13 miljoen van de via de VN beloofde 37 miljoen dollar (9,8 van de 28 miljoen euro).
Hoebink relativeert de VN-klacht. „Maar het ligt meer aan de ontvangende landen. Iran komt nauwelijks met projecten voor de wederopbouw. Dan kunnen landen daar weinig geld kwijt. Ook nu is het te vrezen dat Indonesische regering weinig zal investeren in de provincie Atjeh, die ze al zo lang verwaarloost.”
Omdat India geen buitenlandse hulporganisaties toelaat, geven de VN 110.000 dollar (83,5 miljoen euro) aan hulpgeld door aan de nationale regering. Maar op de internationale corruptie-index van Transparency International krijgt India met een 2,8 op een schaal van 1 tot 10 een zware onvoldoende. VN-woordvoerster Byrs zegt dat de VN echter geen andere mogelijkheid hebben. „Onze lokale mensen zullen zo veel mogelijk toezien op de juiste besteding van het geld. Meer kunnen we niet doen.”
Ook de meeste andere landen in het getroffen gebied zitten in de corruptie-index aan de foute kant. Thailand (3,6) en Sri Lanka (3,5) doen het nog niet eens slecht in vergelijking met Indonesië (2,0), Birma (1,7) en Bangladesh (1,5). Transparency International zegt dat in Zuid-Azië de politie de „meest corrupte sector” is. En de rechterlijke macht en de andere overheidssectoren zijn meestal weinig beter.
Ook dit relativeert prof. Hoebink. „Het is altijd mogelijk dat geld of goederen in verkeerde handen komen. Bij de particuliere hulp, bijvoorbeeld via Giro 555, is die kans kleiner, omdat men werkt met partnerorganisaties ter plekke die men al jaren kent. Maar vooral rond bouwopdrachten zullen er wel regeringsfunctionarissen zijn die geld willen ’ontvangen’. Dat geldt voor Nederland, dus ook voor deze landen.”