„Dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is.”

Hierover gaat de strijd tussen de mensen, de schepselen in de wereld, en tussen het nieuwe schepsel, namelijk over het geloof in Christus: „Dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is” (Judas:3). Dit geloof bestaat in die grote evangelische waarheid dat de mens alleen door de enige verdienste van Christus, door het geloof aangenomen, gerechtvaardigd wordt. Zo wordt een mens zalig.

Dit geloof is de Joden wel een ergernis en de Grieken een dwaasheid (1 Korinthe 1:23). Daarom zegt Paulus: „Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, waartoe gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen” (1 Timotheüs 6:12). De liefde zoekt Gods wereld voor zichzelf te verkrijgen. Het zijn meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods (2 Timotheüs 3:4). Zij verkiezen de dingen die de wereld presenteert. Dit verdriet de Heere. „Wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, zet er het hart niet op” (Psalm 62:11b). En: „Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld” (1 Johannes 2:15-16).

J. van Lodenstein,
predikant te Utrecht

(”Verzameling van Keurstoffen”, 1748)