Bedelen voor chemo
Op straat zou ik hem niet als patiënt hebben herkend, de man die zich zojuist heeft gemeld bij het hulploket van Armeense protestantse christenen in Beiroet, Libanon. Maar eenmaal gearriveerd bij de hulppost, zie ik hem staan met een tasje en formulieren in de hand.
En hoor ik de reden van zijn komst: het bekostigen van chemotherapie. „Hij heeft kanker, en moet chemokuren ondergaan”, legt Lena uit. Ze runt als maatschappelijk werkster de hulppost. „De kosten daarvan kan hij onmogelijk zelf betalen.” Vanwege het veelkoppige monster dat crisis heet, zit de man zonder inkomsten. Al zou hij die wel hebben, dan nóg zou hem dat niet helpen. Door geldontwaarding is het leven vrijwel onbetaalbaar geworden en al helemaal voor hen die een prijzig medicijn nodig hebben, of een dure behandeling. „Dan ben je al snel tweeduizend dollar kwijt”, zegt Lena.
De post van de kerk wordt sowieso overstelpt met allerlei aanvragen – Lena en collega Taline draaien overuren. De schrijnende gevallen, zoals de man van vandaag, zijn een extra belasting. Zo’n dertig keer per maand, schat Lena, gebeurt het dat dodelijk zieke patiënten aankloppen. Mensen die van de ene post naar de andere lopen om iets van financiering te krijgen. „Vaak zijn ze te ziek om erop uit te gaan, maar ze moeten wel.” Wie aanklopt bij Lena, gaat vrijwel nooit met lege handen weg. Niet dat er met geld wordt gesmeten. Documenten worden gecheckt en een team beslist wie geholpen wordt. Is er eenmaal akkoord, dan wacht een warm ontvangst daar aan het loket.
Hoe het komt weet ik niet (of misschien wel), maar eenmaal buiten, keek ik anders naar voorbijgangers. Naar mannen met papieren in de hand. Naar passerende moeders. Beiroet had die ochtend haar onschuld verloren. Wat juist toenam? Mijn respect voor Lena en haar collega. Respect ook voor die kleine protestantse kerk. Die ook nog eens moet opboksen tegen een overmacht van islam en het gezag van de orthodoxe kerk. Maar ze doet dat niet vechtend. Ze doet het dienend.