Niet te bevatten
Jammer voor de slachtoffers in Zuidoost-Azië. De ramp is de straf van God. „Eigen schuld, dikke bult.” Zo vatte een RTL-programma het commentaar van deze krant samen dat op maandag 27 december werd gepubliceerd. Na twee weken van stevige kritiek, een poging tot bezinning.
„De Bijbel spreekt niet alleen van Gods liefde, maar ook van Zijn toorn”, stelde de hoofdredactie van het RD in het gewraakte commentaar. „Wie daar iets van beseft, weet ook dat Zijn oordelen rechtvaardig zijn. „Uw oordeel, Heer’, kan niet dan vrees’lijk wezen”, zo zegt de psalmdichter. Dan wordt het een wonder dat die oordelen ons nog niet getroffen hebben. Is Nederland, is Europa niet minstens even goddeloos als de Zuidoost-Aziatische gebieden die gisteren zo zwaar geteisterd werden? Gebieden waar de mensen het toch al zo moeilijk hebben om in een redelijk bestaan te voorzien. Daarbij gaat het er om dat Gods oordelen tot bekering zouden leiden. Alleen dan zien we dat de aarde vol is van Gods goedertierenheid”, aldus de commentaarschrijver.
Deze gedachtegang heeft tot veel onbegrip en verontwaardiging geleid. Afgelopen maandagavond besteedde RTL4 er een uitzending aan, een dag later BNN. Beide omroepen toonden zich verontwaardigd over de hardvochtigheid van „deze absurde opvatting.” Kamerlid Naima Azough van GroenLinks vergeleek de gewraakte opvatting met het moslimsfundamentalisme en vroeg zich af waarom het nu in Den Haag zo stil bleef. Als een moslim hetzelfde had gezegd, zou volgens de parlementariër de wereld te klein zijn geweest.
Reacties
Via brieven en e-mail kwamen bij de redactie ook enkele tientallen reacties binnen, meest van niet-abonnees die het commentaar op internet hadden gelezen. De toon was heftig. Een kleine selectie van de ingekomen stukken.
Een briefschrijver liet ons weten dat we „na het walgelijke artikel ieder moment van de dag over onze schouder moeten blijven kijken omdat een tsunami over ons zal rollen. Dit soort duivelse uitlatingen zullen door God worden bestraft.”
Iemand die duidelijk afscheid heeft genomen van het christendom schreef: „Als dit iets met geloof te maken heeft, geef mijn portie dan maar aan fikkie. Ik ben van mening dat jullie krant op gelijke hoogte staat met extremisme. (…) Denk eens een beetje na voor u weer belachelijke, nog erger beledigende, koppen in uw krant zet. Er komt een ogenblik dat mensen het niet meer pikken. Ik doe het nu al niet meer. Mijn mening is dat men u keihard moet aanpakken; indien nodig het verbieden van uw krant.”
Een derde verweet het RD gemeen te zijn, „laf en laag en ontbloot van ieder menselijk gevoel. Als ik met zulke mensen die dit schrijven of daar achter staan in een hemel zou moeten zitten, rende ik er gillend uit.” Een briefschrijver sprak van een belachelijke God Die op tirannieke wijze regeert, waar hij niets mee te maken wil hebben. „Stelletje mafkezen. God is liefde!”
De kritiek is hard en geeft te denken. Ze verdient ook om erover na te denken. Ze stelt wel degelijk vragen aan ons als redactie en -breder- aan de kring waaruit deze krant voortkomt.
Moeilijk vraagstuk
Duidelijk is dat vragen omtrent het Godsbestuur tot de moeilijkste van de theologie behoren. De Bijbel stelt zelf de retorische vraag: Wie kan Gods wijs beleid doorgronden? Geen mens. Dat op zichzelf is reden voldoende om zeer voorzichtig te zijn met het duiden van Gods handelen in geschiedenis en wereldgebeuren. Zeker in dramatische of traumatische situaties. Juist dan kan een theologisch correcte redenering als gemakzuchtig of onbarmhartig overkomen. Gemakzuchtig omdat we met een sluitende constructie snel voorbij kunnen gaan aan de existentiële, schier onoplosbare vragen die een ramp zoals de zeebeving in Azië stelt. Onbarmhartig omdat een theologisch juist antwoord niet de tegemoetkomt aan het onpeilbaar leed van de getroffenen.
De catastrofe in Azië gaat ons menselijk bevattingsvermogen te boven. Bij het dodental kunnen we ons niets meer voorstellen. Meer dan 165.000 doden! En dan het onbeschrijfelijke verdriet van nog veel meer rouwenden, daklozen en berooiden, onder wie ontzaglijk veel kinderen. Mensenwoorden schieten tekort om het te beschrijven, laat staan troost te bieden.
Bij dit overweldigend en allesvernietigend lijden dringen de vragen naar de zin van het lijden zich op. Hoe kan dit? Waarom toch? En waarom juist in Azië? En niet in Europa? Of in Amerika? Die vragen zijn begrijpelijk en tegelijk voor ons mensen onoplosbaar.
Oordelen
Laten we voorzichtig zijn met te veronderstellen dat er een directe relatie ligt tussen een ramp die volken treft en hun zonden. Zeker, niet kan ontkend worden dat de Bijbel spreekt over Gods oordelen op deze aarde. De ganse wereld ligt vanwege de zonde van de mensheid onder Zijn vloek. De hele schepping zal daarvan de gevolgen ondervinden, op microniveau en op macroniveau. Bij het uitvoeren van Zijn oordeel kan de Heere gebruikmaken van kosmische krachten.
Een voorbeeld. In Openbaring 8:8 en 9 staat: „En de tweede engel heeft gebazuind, en er werd iets als een grote berg, van vuur brandende, in de grote zee geworpen; en het derde deel der zee is bloed geworden. En het derde deel der schepselen in de zee, die leven hadden, is gestorven; en het derde deel der schepen is vergaan.” Dacht de redacteur van NRC Handelsblad hieraan toen hij vorige week boven een reportage over de ramp de kop plaatste: ”Een ramp met catastrofale, zo niet bijbelse proporties”?
Het is hovaardig te beweren dat de bewoners van de getroffen regio deze ramp als bijzondere straf gekregen hebben omdat ze zondiger zouden zijn dan andere aardbewoners. De Heere Jezus Zelf wijst in Lukas 13 een dergelijke redenering radicaal af. Hij wijst daar op de achttien slachtoffers die omkwamen toen de toren van Siloam omviel. „Meent gij dat deze schuldenaars zijn geweest, boven alle mensen die in Jeruzalem wonen?” Heel duidelijk zegt de Heere: „Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan.” Daarmee wijst Hij op de roepstem die van het ongeval, de ramp uitgaat.
Calvijn zegt in zijn verklaring van deze tekst dat de Heere juist aangeeft dat deze achttien slachtoffers „niet juist de meest goddelozen waren geweest, maar dat in de ramp die hen getroffen heeft, alle mensen reden tot vrezen gegeven was. Want indien God in hen een voorbeeld van Zijn gericht gegeven had, zo zouden de andere mensen, al bleven zij een tijdlang gespaard, evenmin Zijn hand ontvluchten. Christus verbiedt de gelovigen niet om nauwlettend acht te geven op de gerichten Gods, maar Hij beveelt hen daarbij aan met hun eigen zonden te beginnen. Daaruit toch zal dit voordeel voor hen voortvloeien, dat zij de straffen Gods door een vrijwillig berouw voorkomen.”
Roepstemmen
Rampen en onheilen zijn voor de mensen op aarde dus roepstemmen om zich te bekeren. Vandaar dat in het commentaar van deze krant geschreven stond: „Daarbij gaat het er om dat Gods oordelen tot bekering zouden leiden.” De bekende apologeet C. S. Lewis gebruikt in dit verband het beeld van de megafoon. Met het lijden van mensen wil God het geluid waarmee Hij in de Bijbel spreekt versterken. Géén beschuldigende vinger dus naar de slachtoffers in Azië, maar alle reden tot zelfonderzoek.
Dat het daarom gaat, is ook duidelijk gemaakt aan mensen die verontwaardigd reageerden op het commentaar. Per brief of e-mail ontvingen zij een nadere toelichting: „Ons commentaar was vooral bedoeld als een oproep tot realisme, tot bezinning. Met Kerst vieren wij dat Jezus, Gods Zoon, naar de aarde kwam. Maar waarom eigenlijk? Om zondige mensen weer met God te verzoenen. Voor ons mensen niet bepaald iets om trots op te zijn. Wel alle reden om dankbaar en ootmoedig te zijn: er is zelfs voor de grootste zondaar redding mogelijk van de eeuwige verdoemenis, als hij/zij in het geloof tot Jezus de Heiland vlucht.
Dat brengt ons vanzelf tot een ander aspect van de realiteit van het leven. Wij mensen, ook christelijk opgevoede mensen, zijn allemaal zondaars, zoals God ons daar duidelijk aan herinnert in Zijn boodschap aan mensen: de Bijbel. En God is een heilig God. De gigantische hoeveelheid zonden die wij mensen met z’n allen dagelijks bedrijven, en dat vanaf het begin van de schepping, moet God wel tot het uiterste tergen. Begrijpelijk toch? Wie kent er één officier van justitie die zo veel geduld zou hebben met zo veel vergrijpen?” aldus de RD-brief aan boze lezers.
Communicatiestoornis
Gedachten omtrent een oproep tot bekering, Gods straf en berouw vallen bijzonder moeilijk uit te leggen aan de geseculariseerde medelander. Dat bleek deze week tijdens een telefonisch gesprek met een journaliste van RTL4. Zij noemde het RD-commentaar hoogmoedig omdat het stelde dat Azië en Europa beide goddeloos zijn. „Daarmee verheft u zich boven anderen”, was haar verwijt. „Want u bent christen en vindt dat ”goddelozen” dit oordeel hebben verdiend. Zij dus wel en u niet.”
Dat christenen erkennen dat ze van nature even goddeloos zijn, zelf ook voortdurend zondigen en niet neerkijken op goddelozen, had ze nooit begrepen. „Dan komt het verhaal wel in een ander daglicht te staan”, was haar conclusie. Dat de Bijbel zelf zegt dat hier op aarde de rechtvaardige en de goddeloze hetzelfde overkomt, begreep ze helemaal niet. „Wat heb je dan aan zo’n God?” was haar slotvraag.
Dat tekent de geweldige kloof tussen het christelijke en het niet-christelijke denken. Het laat zien dat woordgebruik dat voor kerkelijk meelevenden volstrekt helder is, voor geseculariseerden geheel onbegrijpelijk is geworden. Dat kan tot geweldige misverstanden leiden. Christenpolitici ervaren dat geregeld in debatten met politici van andere partijen. Ook mensen in een seculiere werkkring zullen dit ondervinden.
Maar ook wanneer het taalgebruik volstrekt helder is, blijft het voor de ontkerstende medemens onverteerbaar te geloven in een God die Zijn oordelen zendt. En niet alleen zij hebben daar grote moeite mee. Ook christenen hebben daar vragen bij. „Jezus straalt liefde, eenvoud en bezorgdheid uit. God kwam op aarde om mensen in nood te helpen. Niet om dingen kapot te maken”, schreef een verontwaardigde lezer die zich „kerkelijk zeer betrokken” noemde.
Dat de Heere kwam „om gebrokenen van harte te helen” is een schriftuurlijk gegeven. De gedachtegang die uit dit schrijven spreekt, komt voort uit een beperkt Godsbeeld. Daarbij ziet men God als iemand Die ervoor zorgt dat mensen hier op aarde hun genoeglijk leven kunnen leiden. Die aardig en lief is. Van een God Die rechtvaardig is en toornen kan en moet, wil men beslist niet weten.
Ieder mens die eerlijk is, vindt dit ook onbegrijpelijk en eigenlijk onverteerbaar. Een rechtvaardige, oordelende God… Dat te aanvaarden staat haaks op ons verlangen naar het geluk in het hier en nu. Dat gevoelen is er niet alleen bij onkerkelijken, maat ook bij hen die zich willen binden aan Bijbel en belijdenis. Geen mens wil daar aan.
Gods hand
Was Gods hand in de ramp in Azië? Ja, wel degelijk, zeggen veel christenen in het rampgebied. „God is niet alleen barmhartig, Hij is ook rechtvaardig. De Heere stuurde welbewust de watervloed en Hij heeft Zijn bedoeling daarmee”, zo verklaarde een predikant uit Thailand afgelopen maandag in deze krant. En dat terwijl hij zelf familieleden had verloren.
De vraag naar het Godsbestuur in rampen laat zich niet gemakkelijk beantwoorden. Al snel worden verklaringen „vanbuiten geleerde lesjes.” Je moet maar eens midden in het rampgebied zitten. „Dan praat je wel anders.” De grote lijder van het Oude Testament, Job, zat na het verlies van al zijn bezittingen en van zijn kinderen met een lichaam vol zweren op de ashoop. Ook hij had grote vragen. En hij stelde die ook. Job vroeg zich af waarom hij was geboren. Met andere woorden: Wat is de zin van mijn bestaan? Hij zocht naar het waarom van al het onheil dat hem had getroffen. „Leert mij, en ik zal zwijgen, en geeft mij te verstaan, waarin ik gedwaald heb”, zei hij tot zijn vrienden (Job 6:5). Job begreep werkelijk niet wat de bedoeling was van het feit dat God de satan de ruimte had gegeven om hem te beproeven. Grote vertwijfeling had zich van hem meester gemaakt.
Opvallend is dat we nergens in het boek Job lezen dat de Heere hem tijdens die bange worsteling bestraft vanwege die waaromvragen. Sterker, de vrienden van Job die hem vermanen vanwege die opstandigheid worden juist bestraft. Pas aan het eind van het boek Job komt hijzelf tot de grote ontdekking dat de Heere vastbesloten en vastberaden handelt. Dan onderwijst de Heere hem en brengt hem tot het inzicht dat God rechtvaardig is in al zijn doen en laten.
Job heeft de tegenheden die God hem zond lang niet begrepen. „Wij mensen zijn te nietig om Gods wijs beleid te verstaan”, schrijft Calvijn. Maar ondanks als zijn waaromvragen staat er herhaaldelijk in het boek Job: „In dit alles zondigde Job niet.” Hij bleef in alle vertwijfeling toch vasthouden aan het geloof in Gods zorg. Luther noemt het geloof niet voor niets „vertrooste vertwijfeling.”
Paradox
Die paradox tussen enerzijds Gods rechtvaardig en soeverein handelen en anderzijds het vertrouwen dat Hij goed doet, valt alleen te overbruggen door het geloof in de Heere Christus. Het geloof in Gods voorzienigheid geeft alleen troost aan hen die God in Christus kennen als een Vader Die voor hen zorgt. Juist dat geloof plaatst alles in een ander perspectief.
Wanneer een aardse vader zijn kind kastijdt, voelt dat kind naast de pijn van de tik ook de pijn van een schaduw die er ligt over de liefdesband tussen hem en zijn vader. Het kind ziet als het ware de tranen in de ogen van vader terwijl deze slaat. Het doet vader verdriet. Voor een buitenstaander kan die vader overkomen als een hardhandig heer die zijn kind afranselt. Wanneer de Heere Zijn kastijdingen zendt, ervaren Zijn kinderen dat als een Vaderlijke correctie, de niet-gelovige ziet het als een hardvochtige aanpak.
Zij die van harte in Christus geloven weten zich getroost door de leer van de voorzienigheid. Voor hen die dat geloof missen, is het een dogmatisch leerstuk. En al begrijpen Gods kinderen het handelen van God niet altijd, zij hebben wel alle vertrouwen in de weg die hun hemelse Vader met hen en de wereld gaat.
Ieder die in Christus de liefde van de Vader heeft ervaren, heeft geen antwoord op alle vragen, maar hij kan niet anders dan vol mededogen en hulpvaardigheid naar de getroffenen in Azië kijken en hun barmhartig de helpende hand reiken.