Column: Afname welvaart niet enkel slecht nieuws
In de gezondheidszorg wordt bezorgd naar de toekomst gekeken vanwege de toename van het aantal mensen die afhankelijk worden van zorg. Om aan die toenemende vraag tegemoet te komen, zijn er steeds meer mensen nodig die in de zorg willen werken. De omvang van de beroepsbevolking neemt echter juist af.
Naast deze ontwikkeling speelt er nog een ander probleem. In 2017 berekende branchevereniging Actiz dat voor elke 100.000 nieuwe zorgmedewerkers er ongeveer 70.000 de zorg verlaten. Sindsdien is dit aantal eerder toe- dan afgenomen. Er zijn verschillende oorzaken voor het verlaten van de zorg voor een ander beroep. De laatste jaren klinkt echter steeds vaker dat zorgmedewerkers hun vak verlaten omdat het hen te veel beperkt in hun persoonlijk leven. Je leeft immers niet alleen om te werken, werken doe je allereerst om leuk te kunnen leven. En als je werk je daarin belemmert, dan ga je toch iets anders doen?
Deze levenshouding is niet nieuw en zeker niet specifiek voor zorgmedewerkers. Ze doet zich voor in de volle breedte van de samenleving. Gemakkelijk kan dit gedrag ervaren worden als te ver doorgeschoten individualisme. Je eigen belang gaat voor op het gemeenschappelijk belang en al helemaal op het belang van de ander. Dat kan leiden tot de verzuchting: „Waar moet het heen met deze maatschappij? Als dit zo doorgaat, gaan we aan individualisme ten onder.”
Om te begrijpen waar het naartoe gaat, is het nuttig om terug te kijken naar waar deze ontwikkeling vandaan komt. Toen ik me hierin verdiepte, stuitte ik, al lezend in het rapport ”Denkend aan Nederland” van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2019, op een hoofdstuk over de Nederlandse waarden en normen. Daarin wordt beschreven hoe gedurende de afgelopen eeuw het individualisme, waarin persoonlijke keuzevrijheid en ontplooiing centraal staan, meer en meer in de plaats is gekomen van het collectivistisme, waarin tradities, religieuze kaders en wederzijdse verbondenheid van ouders met kinderen centraal staan. Een zelfde ontwikkeling is te zien bij de waarde ”plichtsgevoel”. Deze maakt plaats voor plezier en genieten van het leven als belangrijkste waarde.
In deze ontwikkeling zijn drie aspecten interessant. Allereerst is het grootste verschil te zien tussen de generaties voor en de generaties na de Tweede Wereldoorlog. Het tweede is dat zowel individualisme als genieten eind jaren 70 het hoogtepunt bereikten. Daarna stabiliseerden ze en inmiddels nemen ze in Nederland weer een beetje af.
Deze hele ontwikkeling hangt nauw samen met de welvaart. Toen (voor de Tweede Wereldoorlog) welvaart niet vanzelf sprak en er veel minder zekerheid van inkomen en zorg was, groeiden generaties als vanzelf op met een sterkere gerichtheid op de plicht om voor elkaar te zorgen. Naarmate vrede en welvaart meer en meer als vanzelfsprekend werden ervaren, schoven volgende generaties steeds meer op naar een gerichtheid op persoonlijke ontplooiing. Voor de jongste generaties is persoonlijke ontplooiing zelfs vanzelfsprekend en schuift de nadruk steeds meer naar plezier en genieten van het leven.
Het derde aspect is dat er een patroon lijkt te zijn waarin de gerichtheid van een nieuwe generatie opschuift naar datgene wat ze bij de voorgaande generatie het meeste misten. Dan is het denkbaar dat een volgende generatie zich weer wat gaat afwenden van de gerichtheid op plezier en genieten. De vraag is wat daarvoor in de plaats gaat komen. Dat kon wel eens sterk samenhangen met de vraag waar het met de welvaart naartoe gaat. Als die verder onder druk komt te staan, is het niet ondenkbaar dat het streven naar bestaanszekerheid weer meer centraal komt te staan. En hoe meer die onder druk staat, hoe meer individuen verbondenheid met anderen mogelijk weer boven hun eigen plezier en genieten gaan stellen.
Een column biedt ruimte om woorden te geven aan ontwikkelingen die gaande zijn. Woorden om uitdrukking te geven aan waarnemingen van wat zich voor onze ogen voltrekt, overwegingen over hoe dat het hoofd te bieden en duidingen ervan. Dit is zo’n column. De tijd zal leren of deze blik op het verleden inderdaad zicht gaf op de toekomst.
De auteur is universitair hoofddocent verpleegkunde in het Leids Universitair Medisch Centrum.