Heerlijke aanschouwing
1 Korinthe 2:9
„Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart van de mens niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft, dien die Hem liefhebben.”
De volle genieting van het eeuwige leven, die in dit leven door geen gevoel of gedachte kan worden begrepen, schetst de apostel ons op grond van de profeet Jesaja. Hiervan is een heerlijke tekening in Openbaring 21:22-23, waar Johannes onder andere zegt: „Ik zag geen tempel daarin; want de Heere, de almachtige God, is haar tempel en het Lam. En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij daarin zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht en het Lam is haar kaars.” Want God, met Wie we dan volkomen zullen verenigd zijn in Christus, is de Bron van alle goed, zodat er boven Hem niets is te begeren om volmaakt gelukkig te zijn, gelijk Hij tot Abraham en tot ons allen zegt: „Ik ben u een schild, uw loon zeer groot” (Genesis 15:1). „De Heere is het deel mijner erve” (Psalm 16:5). Deze fontein zal zich volkomen in ons uitstorten, na de wederopstanding van ons vlees, zoals de apostel leert dat „God zal zijn alles in allen” (1 Korinthe 15:28).
De bedoeling of het gebruik hiervan is dat de gelovigen steeds zouden bedenken dat hun volkomen zaligheid niet op aarde is te vinden en dat Hij, Die Zijn werk in ons begonnen heeft, het ook zal volenden.
Caspar Olevianus, hoogleraar te Heidelberg
(”Verklaring der Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)