Taal: We gaan het verschil maken, niets is minder waar
„Mensen denken dat een elektrische kachel goedkoper is dan verwarmen op gas, maar niets is minder waar”, stelde een energie-expert van Milieu Centraal.
„Corona zou het aantal zakenreizen definitief aan banden leggen. Maar niets is minder waar: reizigers kiezen weer massaal voor het vliegtuig”, meldde nieuwszender BNR eind augustus.
Welke van deze twee stellingen is nu minder waar dan de andere? Het is een vraag die zomaar kan komen bovendrijven. In ieder geval zijn er meerdere lezers van deze rubriek die me mailden over de uitdrukking ”niets is minder waar”.
De stelling neigt naar een dubbele ontkenning (zoals: wie tijdens een regenbui naar buiten gaat, voorkomt dat hij niet nat wordt) en is daarmee nodeloos ingewikkeld. Wie ”niets is minder waar” in de mond neemt, stelt dat er op z’n minst een aantal dingen niet waar zijn, maar dat het genoemde punt nog minder waar is. Van alle mensen die dat beweren, is er in feite dus maar één die de waarheid spreekt. En dat zou best een deprimerend gegeven zijn.
Ter geruststelling: niets is minder waar is geen wiskundige formule, maar een spreekwijze. En met vaste uitdrukkingen is op zich niets mis, maar door overtollig gebruik dreigen ze aan zeggingskracht in te boeten.
Dat is ook gebeurd met ”het verschil maken”. Iedereen doet tegenwoordig dingen om het verschil te maken. Op werkvakantie naar Rwanda gaan. Iets vaker de fiets pakken. Afval scheiden.
Het verschil maken is bij mijn weten een anglicisme: een vertaling van een Engelse uitdrukking of zinsconstructie die niet zomaar in de Nederlandse taal past. In dit geval is ”to make a difference” letterlijk vertaald.
Het woord ”verschil”kun je in deze betekenis eigenlijk alleen gebruiken als je aangeeft tussen welke zaken of op welk punt er een verschil bestaat. Wie zegt afval te scheiden om het verschil te maken, laat ”verschil” betekenisloos in de lucht hangen. Op welk punt maakt het afvalscheiden dan een verschil?
In het geval van de werkvakantie zou je de uitdrukking zo kunnen gebruiken: „De groep gaat naar Rwanda om het verschil te maken tussen een verfloos schooltje en een geverfd schooltje.” Maar dat is dan weer tamelijk omslachtig geformuleerd. Creatiever zou zijn: „Je denkt zeker dat we voor de lol naar Rwanda gaan? Niets is minder waar. We gaan er een schooltje verven.”