Meer dan de helft van mijn budget is aan het bootticket opgegaan. Voor 160,50 euro brengt het schip met de naam Albayzin –186 meter lang, maximaal 949 passagiers– mij in 29 uur naar het Canarische eiland Lanzarote.

Het schip deint licht. Als je op een stoel zit, heb je er geen last van. Ga je echter lopen, dan zwier je soms als een dronkenlap door de gang. Gelukkig heb ik een sterke maag. Als ik op dinsdagavond onder de douche sta om het zweet van de afgelopen dagen weg te wassen, begint het schip wat harder te deinen. Terwijl ik met gesloten ogen mijn geshampoode haar uitwas, verlies ik mijn evenwicht en beland met een harde bons tegen de koude, smoezelige zijwand van het hokje. Brr.

Na de verder uiterst verkwikkende douchebeurt ga ik naar het bovendek. Daar zijg ik neer op een ligstoel, sluit mijn ogen en geniet van het geluid van de brommende scheepsmotor en van de golven. De stevige zeewind wappert mijn haren droog. En de avondzon maakt een jas overbodig. Al met al prima vakantieomstandigheden.

Koningsmaal

Een stem die door de speakers het diner aankondigt, lokt me naar beneden. Vis, friet, aardappels en groente staan op het menu. Deze eerste maaltijd smaakt als een koningsmaal. Ik moet me inhouden om niet bij elke hap een kreet van genot te slaken.

Het enige minpunt van de boot is de achtergrondmuziek die op enkele plekken klinkt. Vooral bij de toiletten en in de douche staat het geluid op standje luchtalarm. Waarschijnlijk omwille van de privacy van de bezoekers. Ook bij de rijen met stoelen is het soms een kabaal van jewelste. De oorzaak: een scherm waarop non-stop films draaien. Om gek van te worden. Gelukkig heb ik oordoppen –van die herriestoppers– mee voor tijdens het slapen.

Ondanks de harde, bultige ondergrond slaap ik uiteindelijk zo'n vijf uur.

De boot telt honderden slaapcabines. Voor de mensen die meer geld te besteden hebben. Een klein gezelschap armoedzaaiers –van wie ik er een ben– moeten eigenlijk zittend slapen. Omdat het zo rustig is, bestaat mijn matras echter uit drie stoelen. De grote handdoek die ik meebracht, doet dienst als dekbed. Vergeleken bij de gemiddelde bootvluchteling heb ik zeker geen reden tot klagen. Ondanks de harde, bultige ondergrond slaap ik uiteindelijk zo’n vijf uur. Lang niet gek.

Waarom zou iemand in vredesnaam deze boot nemen, in plaats van het vliegtuig? Mijn medepassagiers spreken bijna uitsluitend Spaans. Toch lukt het me om met een aantal mensen een gesprekje te voeren. Een Spaans echtpaar van middelbare leeftijd heeft een vakantiewoning op Gran Canaria, een van de Canarische Eilanden, en gaat daar jaarlijks in de zomer met de auto heen. De veerboot is dan de goedkoopste optie. Begrijpelijk. Een jonge vrouw, ook uit Spanje, heeft een minder voor de hand liggende reden om per schip te reizen. Ze heeft dermate last van vliegangst dat ze haar familie niet per vliegtuig durft te bezoeken. Arm kind.

Mierennest

We varen zó ver uit de Marokkaanse kust dat er nergens land te zien is. Overal zijn blauwe golven. Ik voel me dan ook net Christoffel Columbus als ik op woensdagavond, na meer dan een etmaal op de boot gezeten te hebben, om 20.30 uur ineens bergen uit het water zie opdoemen. Anderhalf uur later zet ik voet aan wal op Lanzarote; bijna drie dagen nadat ik mijn tocht aanving. Intussen ben ik 293 euro lichter en 3040,8 kilometer verder.

Op de kade lijkt het wel een mierennest. Familieleden vallen elkaar gillend van geluk in de armen. En omdat toch iedereen herrie produceert, durf ik ook met twee armen in de lucht te schreeuwen: „Het is me gelukt!”


In 3 dagen, met 30 stuks bagage en 300 euro op zak hemelsbreed 3000 kilometer afleggen. Lukt dat? Redacteur Chris Klaasse waagt deze zomer een poging. Deel 8 (slot).