Het is een frisse dinsdagmorgen in Madrid. De thermometer blijft deze junidag onder de 15 graden steken. Voor Spaanse begrippen een Noordpooltemperatuurtje. Om de kou de baas te blijven, trek ik een jas aan en werk wat calorieën naar binnen. Het ontbijt bestaat uit –jawel– ontbijtkoek en pinda’s. Hetzelfde menu als bij het ontbijt, de lunch en het diner van maandag.

Terwijl ik met lange tanden mijn eten naar binnen prop, zie ik werkvolk met smoothies, croissants en ander kwaliteitsvoedsel in de hand langslopen. En ineens is de maat vol. Er knapt iets in mijn hoofd. Die geldbuidel van 222 euro voelt veel te zwaar om honger te lijden. Dus: koffer dicht en hup, naar de supermarkt. Daar scoor ik een bak aardbeien en drie appels voor slechts 2 euro en 9 cent.

Blij als een kind loop ik de supermarkt uit. Een straat verderop begint een mooi stadspark. Ik zijg neer op een bankje en eet de aardbeien in één keer op. En dan besef ik: er groeit een eetobsessie in mij. Het voorliggende etmaal heb ik alleen maar aan voedsel gedacht. Dat moet anders. Ik ben per slot van rekening in Spanje, dus „geniet een beetje, Chris”, spreek ik mezelf toe.

Bezienswaardigheid
Nadat ik mezelf een betere gemoedsgesteldheid heb aangepraat, maak ik een stadswandeling. Madrid is schoon, er ligt nauwelijks vuil op de straat. Hoe anders was dat in Parijs. Wat ook opvalt: in de Franse hoofdstad liepen mensen met alle mogelijke huidskleuren. Hier lopen schier uitsluitend mediterrane types.

Met mijn Kuifje-uiterlijk steek ik sterk af tegen de lokale bevolking. Mijn blonde haar maakt mij een bezienswaardigheid. Iedereen loert naar me. In een vreemde omgeving geniet ik daarvan. Je kunt ongegeneerd vreemd terugkijken. Heel ernstig, breed lachend of een tikkie boos. Mensen voelen zich dan ongemakkelijk. Genieten.

Het plan is om een trein naar Zuid-Spanje te nemen. Daarom loop ik rond half 11 richting station Atocha, in het zuiden van Madrid. Op een hoek van het stationsplein staat een aanhangwagentje met een rek waar Bijbels op liggen. De man en vrouw die erbij staan blijken Spaanse evangelisten. Het echtpaar spreekt nauwelijks Engels. Toch hebben we een kort gesprek. Over hun werk, mijn trip en de Biblebelt. Omdat mijn trein over een kwartier vertrekt, groet ik het echtpaar en haast me naar het station.

Ik loop eerst naar de ticketmachines. Ze staan op Spaans. Met geen mogelijkheid krijg ik ze op Engels. Dus besluit ik via mijn telefoon een ticket te kopen. In minder dan een minuut is het geregeld. Waarom had ik dat niet eerder gedaan?

Hoewel het station niet heel groot is, hangen er enorme schermen waarop per bestemming wordt aangegeven naar welke vertrekhal en gate de reizigers zich dienen te begeven. En de vertrekhal blijkt alleen bereikbaar te zijn via een controle en beveiliging. Alsof het een luchthaven is. Wat een grootheidswaanzin, denk ik. Later lees ik dat deze maatregelen zijn getroffen na de terroristische aanslag die hier in 2004 plaatshad. Groot gelijk dus, van die beveiligers met machinegeweren.

Hartkloppingen
Mijn ticket blijkt bij de beveiliging niet in orde. Hartkloppingen, want over acht minuten verlaat mijn trein het station. Na wat interessant gepraat van de controleur met een meneertje in een kantoortje mag ik toch mee. Rennend rol ik de trap af. Of nee: ik ren de roltrap af. Hoe dan ook, het ging gevaarlijk snel. Het fluitje van de conducteur klinkt als ik op een stoel neerplof; het betere nippertjeswerk. Adiós Madrid!


 

In 3 dagen, met 30 stuks bagage en 300 euro op zak hemelsbreed 3000 kilometer afleggen. Lukt dat? Redacteur Chris Klaasse waagt deze zomer een poging. Deel 6.