Terwijl mijn buik zich van weemoed lijkt om te keren, gooi ik om 00.50 uur mijn huissleutel door de brievenbus. Die kan ik niet meer verliezen.

Zojuist heb ik wat fruit, yoghurt en granen verorberd. Voorlopig waarschijnlijk de laatste écht gezonde maaltijd die ik nuttig. Op de bagagedrager van de fiets is een kleine, doch zware koffer met tape bevestigd. Ik ben klaar voor vertrek. De reis gaat richting Nijmegen. De eerste 15 à 20 kilometer kan ik zonder navigatiesysteem af, denk ik.

Dit is best spannend.

Twee straten verderop slokt het donkere bos me op. Het zwakke schijnsel van de halve maan komt nauwelijks door het bladerdek heen. Mijn koplamp –veel meer dan een gloeiende spijker is het niet– kan het duister maar moeilijk opklaren. Op het geritsel van muizen, of het suizen van een enkele auto die over de A50 rijdt na is het ook heel stil. Best spannend.

Tussen de natuurgebieden Veluwe en Veluwezoom loopt, parallel aan de A50, een weg die ik helemaal af moet fietsen. Na een kilometer rijd ik een wildrooster over. Na een paar meter zie ik de eerste vos al lopen. Even verderop grasduinen twee herten door de brede berm.

En dan zie ik in razend tempo een zwarte schim op me afkomen.

In het heuvelachtige landschap is het soms lekker bergafwaarts fietsen. Met ruim 30 kilometer per uur vlieg ik naar beneden. Onderaan maakt de weg een scherpe bocht. En dan zie ik in razend tempo een zwarte schim op me afkomen. Het draait een kwartslag, en stuift dan nét op tijd verschrikt het bos in. Dat was een bijna-botsing met een wild zwijn.

Ik vertrouw wat de route betreft grotendeels op mijn onderbuikgevoel. Dat blijkt om 01.30 uur ’s nachts echter niet helemaal zuiver. Ik fiets zelfs op voor mij enigszins bekend terrein twee keer verkeerd. Omdat ik de batterij van mijn telefoon wil sparen, zet ik Google Maps en diens navigatiemogelijkheid liever nog niet aan.

Als ik een derde keer de mist inga, besluit ik mijn richtingsgevoel toch in handen van de techniek te geven. Nadat de route is berekend, zie ik tot mijn grote schrik dat ik nog anderhalf uur moet fietsen, en slechts 4 minuten speling heb. Het begin van de tocht heb ik blijkbaar te rustig aan gedaan. Harder doortrappen is de enige remedie om tijdig op mijn bestemming aan te komen. De zware koffer achterop maakt dat in het op en neer gaande landschap echter lastig.

Met een bloedgang fiets ik na anderhalf uur reistijd Arnhem binnen. De Gelderse hoofdstad ligt aanzienlijk lager dan de stuwwal waar de Veluwe op ligt. In de stad verlies ik kostbare minuten doordat ik de oprit naar de brug over het water mis. Pas als ik op de kade sta en de auto’s boven me hoor suizen, komt het besef: daarboven moet ik zijn.

Pas als ik de auto’s boven me hoor suizen, komt het besef: daarboven moet ik zijn.

Een kwartier later draai ik de fietssnelweg tussen Arnhem en Nijmegen op. Mijn benen beginnen te trillen vanwege een schrijnend energietekort. Er is geen tijd te verliezen, dus haal ik tijdens het fietsen met een acrobatisch hoogstandje een banaan uit mijn tas.

Op de lantaarns na, is de maan het enige lichtpuntje in de duisternis. Ik krijg de neiging om heel hard „In de maneschijn, in de maneschijn”, te zingen. En ach, er is in de wijde omgeving toch niemand te bekennen, dus laat ik mijn stembanden de vrije loop. Hopend dat de liedtekst bewaarheid mag worden. Vanuit het raamkozijn waar ik dan met een trapje naartoe geklommen ben, zou ik dolgraag mijn bed in willen duiken. Ik ben pas twee uur onderweg en mijn lichaam wil niet meer.

Badend in het zweet loop ik om 03.41 uur de bewaakte fietsenstalling bij station Nijmegen uit. Eén minuut later dan gepland voor de aansluiting op het volgende vervoermiddel.


In 3 dagen, met 30 stuks bagage en 300 euro op zak, hemelsbreed 3000 kilometer afleggen. Lukt dat? Redacteur Chris Klaasse waagt deze zomer een poging. Deel 2.