Woensdag kort voor de middag. Eric Kempson, verbonden aan de Nederlandse stichting Bootvluchteling, staat met een verrekijker op de uitkijk op een bergtop langs de kust van Lesbos. Hij tuurt naar twee rubberboten met onder anderen Afghaanse vluchtelingen die vanaf de Turkse kust zijn vertrokken. Vanochtend zijn er ook al vier aangekomen. Later op de dag zullen er nog twaalf volgen.

Een van de zwarte rubber­boten die onderweg zijn, verkeert in zwaar weer. De Turkse kustwacht vaart er met een speedboot wild rondjes omheen, waardoor de vluchtelingenboot vol water loopt. Daardoor zal deze even later moeten terugkeren naar de Turkse kust, leert Kempsons ervaring.

Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling die op werkbezoek op Lesbos is, hoort de uitleg van Kempson verbijsterd aan. „Dit kan de mensen op die boot voor altijd traumatiseren.”

Ze grijpt haar mobiele telefoon en belt directeur Nazarski van Amnesty International. Ze licht hem in over de situatie. „Wist je dat dit gebeurt? Dit kán toch niet?!”

De andere motorboot vaart langzaam maar zeker over de Egeïsche Zee richting de kust van Lesbos, een overtocht die een halfuur tot twee uur kan duren. Vrijwilligers staan aan de kant, roepen en zwaaien met kleurige reddingsvesten. Vanaf de boot wordt teruggezwaaid. Onder gejuich van de opvarenden komt de volle boot voor de kust tot stilstand.

Een vrijwilliger van een lokale hulporganisatie pakt een baby aan. Anderen helpen vrouwen en kinderen met een volle rugzak aan de wal. „Gefeliciteerd”, roepen de Syriërs en Irakezen elkaar in het Arabisch toe, duidelijk opgelucht. Ze gooien hun oranje of blauwe reddingsvesten van zich af.

Vrijwilligers delen flesjes water uit en lopen met de vluchtelingen over een stoffig en steenachtig pad tegen een berghelling op, naar een weg waar auto’s staan te wachten. Een Palestijns echtpaar uit Syrië, met hun dochters Miriam en Sara, stapt in een voertuig van een vrij­williger. Voor een gezin met vier kinderen is plaats in een busje. Enkele mannen beginnen lopend aan de tocht naar Molivos, zo’n 6 kilometer verderop.

Uiteindelijk zitten de vluchtelingen, onder wie een baby, allemaal op een pleintje voor een bushalte in Molivos. Bomen bieden schaduw, vrijwilligers zijn present met drinken, droge kinderkleren en schoenen. Even later deelt een andere groep sandwiches uit aan de reizigers die de oversteek naar Griekenland hebben gewaagd en nu zo snel mogelijk verder willen naar West-Europa.

Hazem (37), vader van vier kinderen, vertelt dat hij zijn huis en zijn elektriciteitswinkel in Damascus is kwijtgeraakt. „De situatie in Syrië is heel, heel slecht. I lost everything.”

Na ruim een uur stappen de vluchtelingen in de bus naar Mytilini.

Daar moeten ze zich bij de politie registreren, om vervolgens de boot naar Athene te kunnen nemen. Hazems einddoel is Duitsland. „Ik hoop dat mijn kinderen daar toekomst hebben.”