Wbi groeide op in de Syrische hoofdstad Damascus. De onrust van de laatste jaren staat hem helder voor ogen. „Iedereen was in de problemen. Je hoorde overal schoten en mensen werden op straat gekidnapt. De politie kon mensen om niks arresteren en doden.”

Nadat hij vorig jaar zijn master bankwezen en verzekeringen had afgerond, kreeg Wbi een oproep om het leger in te gaan. Op dat moment besloot hij te vluchten. „Ik zou onmiddellijk tegen mensen moeten vechten. Dat wilde ik niet. Ik moest gaan.”

Een mensensmokkelaar bracht hem in oktober naar Nederland. Hij kwam terecht op een locatie voor noodopvang in de IJssel­hallen in Zwolle. „Ik was geschokt. We sliepen met 450 personen in een zaal, hadden geen privacy. Maar de medewerkers van het COA waren vriendelijk. En het belangrijkste is: ik ben hier veilig.”


„Ik wist niet waar ik anders heen zou kunnen”


Na overplaatsingen naar Budel, Gilze en Wassenaar kwam Wbi in maart in Luttelgeest terecht. Hij deelt er een kamer met een landgenoot. „Twee maanden geleden hoorde ik van mijn advocaat dat ik een verblijfsvergunning kreeg. De maanden dat ik daarop moest wachten, waren het zwaarst. Ik ging ervan uit dat ik hier zou mogen blijven, maar zolang je geen uitspraak hebt, is het onzeker. Ik wist niet waar ik anders heen zou kunnen.”

Wbi wacht nu op woonruimte. Hij wil graag in de buurt van een grote stad wonen, om aan een universiteit verder te kunnen studeren. „Vorige week heb ik gehoord dat ik naar Amsterdam ga. Het kan tussen de twee maanden en een jaar duren voordat er een huis beschikbaar komt.”

Op het azc gaat hij drie keer per week naar een sportzaal om aan bodybuilding te doen en speelt hij basketbal met andere vluchtelingen. Soms treedt Wbi, die goed Engels spreekt, op als tolk voor landgenoten bij VluchtelingenWerk. Voor de lessen Nederlandse taal stuitte hij op een wachtijst. „Ik probeer zelf alvast iets te leren met behulp van een boek Arabisch-Nederlands.”

Behalve met de medewerkers op het azc heeft de islamitische Wbi vrijwel geen contact met Nederlanders. Hij heeft wel een boodschap voor bezoekers van de landelijke open dag in azc’s, morgen. „We zijn allemaal mensen met gevoelens. Als iemand onvriendelijk tegen mij doet, voel ik me niet gemakkelijk. ”Smile to us”. Glimlach naar ons, dat is beter dan eten en drinken. Dat geeft innerlijke rust.”

Het complete artikel vind je vrijdag 12 juni in het Reformatorisch Dagblad, in de bijlage Puntkomma.