„In de lijdenstijd gaat het om Christus”, stelt Jan van den Brink (20) uit Ede. „Het lijden van mensen op deze aarde kun je niet vergelijken met het lijden van de Heere Jezus. Want Hij leed om te betalen voor de zonden van Zijn volk. Wij als mensen ervaren narigheid omdat we de gevolgen van onze zonden ondervinden.”

Jan studeert geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en heeft volop met lijden te maken. De tweedejaarsstudent werkt naast zijn studie mee aan wetenschappelijk onderzoek naar de kwaliteit van leven bij patiënten met kanker in het hoofd-halsgebied. „Deze tumoren hebben vaak een slechte prognose en de behandelingen geven nare bijwerkingen. Patiënten worden soms doof of kunnen niet meer spreken. Doordat ik dit onderzoek doe, kom ik indirect in aanraking met mensen die lijden. Het levenseinde komt voor deze patiënten vaak op een aangrijpende wijze.”

Terwijl hij een slok water neemt, denkt Jan na over wat de lijdenstijd ons te zeggen heeft. „We moeten niet het lijden centraal stellen”, zegt hij dan. „Deze tijd in het kerkelijk jaar is niet bedoeld om Gods lijden an sich te herdenken. Het gaat erom dat we, door het lijden heen, zien op het volbrachte werk van Christus. Op de kruisheuvel van Golgotha heeft Hij volbracht wat wij niet konden volbrengen. Hij droeg de toorn van Zijn Vader. Op Jezus’ lijden volgde de dood. En als het daarbij was gebleven, waren we voor eeuwig verloren. Maar na het sterven volgde de opstanding. Juist in de overwinning van de dood ligt zaligheid. Het gaat dus niet om lijden, maar om de overwinning op dat lijden.”

Studiegenoten

Menselijke pijn kan een aanleiding zijn om te spreken over het lijden en sterven van de Heere Jezus. Toch praat Jan daar met zijn studiegenoten niet vaak over. „In een seculiere omgeving voel ik daar weinig ruimte voor. Als we over het geloof spreken, is het doorgaans naar aanleiding van een ethische kwestie of een praktische casus. Het gaat dan vooral over concrete zaken. Om dan in het gesprek de stap te maken naar het lijden en sterven van de Heere Jezus, dat vind ik erg moeilijk. Studiegenoten kennen mijn achtergrond. Als je tot een gesprek komt, loopt het echter snel spaak omdat je heel verschillende uitgangspunten hebt.”

Na dit studiejaar heeft Jan nóg vier studiejaren voor de boeg. Daarna begint het eigenlijk pas echt. „Welke specialisatie ik kies, weet ik nu nog niet concreet. Je kunt zo veel kanten op. Ik moet er in ieder geval niet aan denken om vooral in een laboratorium bezig te zijn.”

Bij het afscheid zou Jan normaal gesproken een ferme handdruk gegeven hebben. Nu blijft het bij een niet minder gemeende, brede lach. Terwijl hij wegfietst, steekt hij ten groet nog een vinger omhoog.