„Mag ik hier wat eten, meneer?” Lisanne is na zo’n 2,5 uur bezig te zijn geweest met het proefexamen aan een pauze toe. Toch wil ze, als een van de weinige leerlingen, dit achtste lesuur nog even zien welke fouten ze heeft gemaakt en haar eventuele vragen voorleggen aan docent Jager. „Ik wil voor het echte examen een 9 halen”, legt ze uit. Waarom? „Zodat ik cum laude kan slagen. Dat klinkt leuk.”

Om dat voor elkaar te krijgen, moet Lisanne voor elk vak een 8 of hoger staan. Aan het begin van de vijfde klas leek dit voor de slimme vwo’er geen enkel probleem te zijn. Totdat ze vorig jaar een ongeluk kreeg waarbij ze hersenletsel opliep. „Ik kan mij nu minder goed concentreren, waardoor mijn cijfers achteruit zijn gegaan.”

Desondanks doet ze haar best zo hoog mogelijk te eindigen. En dat lijkt aardig te lukken. Examenvraag voor examenvraag kijkt ze na, en de punten stromen binnen. Een 8,6, rekent ze na afloop uit. Tevreden, maar toch ook weer niet. Want het doel is die 9.

Worstelen
Thimme en Annelien lijken iets meer moeite te hebben met de examenstof. De twee zijn blij dat docent Jager sommige vragen voor hen kan ophelderen. Waarom ze bij dit niet-verplichte deel van de examentraining aanwezig zijn? Annelien: „Dit helpt mij enorm. Ik kan nu zien hoe het correctiemodel werkt en thuis gerichter oefenen.” Thimme: „Hier kan ik vragen wanneer ik een berekening goed mag rekenen en wanneer die echt fout is.”

Ze staat er redelijk voor, Annelien, al is wiskunde niet haar beste vak. „Bij de laatste toets had ik een redelijk cijfer, maar meestal eindig ik rond de 6. Ik ben benieuwd wat ik hiervoor heb.”

Na een tijdje worstelen met de fout beantwoorde examenvragen is Thimme evenals Lisanne klaar met het nakijken van het proefexamen. „Een 6,8”, concludeert hij. „Precies wat ik verwacht had.” Hoe hoog wil hij tijdens het echte examen scoren? „Een voldoende. Ik sta nu een 5,3 en ik wil niet in de gevarenzone komen.”

Thime en Lisanne verlaten het lokaal, Annelien blijft nog even doorzwoegen op de examentraining. „Succes hè”, wenst ze haar twee klasgenoten toe. Want ook al staan ze er alle drie goed voor, examen doen blijft spannend. Annelien: „Af en toe ben ik bang dat ik zak.”