Na terugkomst van mijn vakantie, is het binnen twee dagen weer een troep. Ergens geniet ik ervan, ik houd van rommel. Maar als er dan onverwachts een vriendin op de stoep staat, is het wel twee keer slikken voordat ik mijn deur opengooi.

Dat brengt mij op een plan, ik ga mijn kamer veranderen. Wat rust in mijn slaapkamer zal mijn chaotische brein ten goede komen. Daar heb ik een theorie bij ontwikkeld. Hoe minder spullen er in je kamer zijn, hoe minder snel er rommels rondzweven. Des te opgeruimder mijn kamer is.

Gelijk veeg ik mijn volledige vensterbank in een opbergdoos. Een aantal ‘waardevolle’ rommels die op mijn bureau staan, zet ik op de vliering. Ik verschuif wat meubels en voilà ik heb ruimte over, voor een kledingrek.

Zo impulsief als ik ben, race ik de middag erna naar de Ikea. Na vierenzestig keer oh en ah te hebben gezegd tegen alle mooie showrooms ben ik dan eindelijk bij de kledingrekken. Wonder boven wonder verlaat ik de winkel met sléchts zeven producten. En zevenduizend stappen op de stappenteller.

Thuis zet ik het kledingrek onmiddellijk in elkaar, maar dat blijkt moeilijker dan gedacht. De volgorde van de stappen blijkt niet te kloppen. Bij stap 3 moet ik alles weer losschroeven, om vervolgens stap een en twee nogmaals te doen. Mijn vader had een soortgelijk probleem met een bureau, dus het ligt niet aan mijn vrouwelijk ruimtelijk inzicht.

Als alles staat komt mijn vader nog even controleren of het rek stevig is. Met zijn mannelijke kracht draait hij alles wat steviger aan. Waarna het zijn goedkeuring krijgt.

Enthousiast begin ik de kleren in het rek te hangen. Genietend kijk ik naar het rek. Maar terwijl ik ernaar kijk, krijg ik net zoveel energie van het rek als van dextro. Al die kleurtjes in mijn kleding brengen mijn kamer niet tot rust.

„Ik wil het rek niet meer”, roep ik. Mijn ouders komen kijken en geven beiden een verschillend advies. Mijn moeder raadt me aan zwarte kleding te kopen om voor de sier op te hangen in het kledingrek. De oplossing van mijn vader is efficiënter. „Je brengt het rek terug, met als reden dat het te gammel is.”

Van dit laatste is mijn vader overtuigd, want als er een paar minuten later wat bordjes naar beneden kletteren, zegt hij zelfverzekerd: „dat was het kledingrek.”