Overal waar we naartoe gaan tijdens onze vakantie in Duitsland moet ik een mondkapje op. We zitten in een gebied met strenge maatregelen. Mijn moeder is hier uiteraard op voorbereid en heeft driehonderd mondkapjes ingeslagen voor de vakantie. Mijn moeder zelf past ook strenge maatregelen toe: „één mondkapje per dag.” Maar als ik dan in mijn enthousiasme het touwtje van mijn mondkapje stuk trek tijdens een volleybalwedstrijd -zelfs dan moet ik een mondkapje dragen-, geeft ze me toch een tweede.

Trots sta ik als eerste buiten ‘klaar’ te wachten voor een dagje weg. Dat is een zeldzaamheid, want over het algemeen moet ik nog een keer naar binnen rennen voor mijn telefoon of portemonnee. Wanneer ik in de auto stap, stapt mijn voet op een mondkapje van de dag ervoor. „O nee. Mam heb je de sleutels van het huisje?” Na mijn moeders reactie besluit ik toch maar in de auto te gaan zitten.

„Nee hé, we moeten terug naar huis,” roep ik tegen mijn zusje. Na twee weken in het buitenland vertoefd te hebben, is er eindelijk weer een supermarkt om de hoek voor onze avondsnacks. „Mijn mondkapje, hij zit niet meer in mijn zak.” Mijn moeder is er helaas met haar voorraad mondkapjes niet bij. De mensen om me heen kijken me aan alsof ik chinees spreek. Na twee weken verplicht overal een mondkapje gedragen te hebben, heb ik mijn dagelijkse accessoires om mee te nemen aangepast: sleutel, pinpas, telefoon en mondkapje.

Maar als chaoot, vergeet ik nog steeds iets.

 

De vwo-scholier Alicia de Weert (16) loopt stage bij Puntuit en schrijft elke dinsdag een column.