Inwendige gemeenschap
Romeinen 8:15
„Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader.”
Wat de inwendige gemeenschap aangaat, deze heeft de volgende vier punten bij allen gemeen. Ten eerste hebben al de uitverkorenen hetzelfde kinderrecht en dus dezelfde Vader in de hemel: „Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid tot vreze, maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Wie wij roepen Abba, Vader! Dezelve Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen Gods zijn, zo zijn we ook erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat ook wij met Hem verheerlijkt worden” (Romeinen 8:15-17). Ten tweede worden al de uitverkorenen met hetzelfde geloof begiftigd waardoor ze de Zoon van God van het begin af zijn ingelijfd geweest en nog steeds ingelijfd worden, hetgeen de krachtdadige roeping is. Ten derde is dezelfde genade van rechtvaardigmaking allen in Christus ten deel, onder het Oude zowel als onder het Nieuwe Testament. Ten vierde is de verheerlijking aan het gehele lichaam gemeenschappelijk, zodat de inwoning van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest Dezelfde is geweest in al de heiligen onder de beide verbonden. Tot dit doel strekken al de gaven van de Heilige Geest die tot de algemene opbouw van het gehele lichaam gegeven zijn, opdat ten slotte de heerlijkheid van de Koning in het gehele lichaam volkomen uitblinkt.
Caspar Olevianus, hoogleraar te Heidelberg
(”Verklaring der Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)