Cultuur & boeken

Het gat in ons natuurgeheugen

We hebben kennis van de natuurlijke historie nodig, stelt Marc Argeloo in het belangwekkende boek ”Natuuramnesie”. En die historie begon niet in 1970.

Gert van de Wege
18 November 2022 14:06Gewijzigd op 18 November 2022 15:41
De wolf wordt in ons land al snel als indringer gezien. beeld AFP, Olivier Morin
De wolf wordt in ons land al snel als indringer gezien. beeld AFP, Olivier Morin

Onder sportvissers is het een bekend fenomeen: visserslatijn. Oudere vissers mogen graag vertellen hoe schraal de vangsten tegenwoordig zijn, en hoe er in het verleden niet alleen meer, maar ook grotere vissen werden gevangen. Visserslatijn is een bijzondere vorm van ”vroeger was alles beter”, in dit geval met betrekking tot visvangsten. Marc Argeloo, natuurbeschermer en auteur van het boek ”Natuuramnesie”, concludeert dat het visserslatijn wel eens meer waarheid zou kunnen bevatten dan je zou denken. Op grond van onderzoek valt namelijk te concluderen dat er anno 2022 inderdaad minder vissen en minder grote vissen rondzwemmen dan pakweg dertig jaar geleden.

Het boek van Argeloo cirkelt om het ”shifting baseline syndrome”: iedere generatie neemt de stand van zaken in de natuur zoals zíj die kent als uitgangspunt. Voor kinderen die nu gaan vissen is het normaal om weinig en kleine vissen te vangen. Oudere vissers zien het contrast met hoe het vroeger was. Argeloo geeft een enorm aantal voorbeelden van dergelijke schuivende referentiepunten. In 2001 zwommen er in het Caraïbisch gebied ongeveer 90.000 groene zeeschildpadden. Maar de populatie heeft ooit uit miljoenen dieren bestaan. De trekduif is uitgestorven, al in 1914. Maar een halve eeuw eerder vlogen er nog tussen de 2 en 5 miljard (!) trekduiven rond. Wij zijn tegenwoordig gewend aan schone ruiten na een autorit. Maar ooit was het op bepaalde trajecten normaal dat de ruit vol dode insecten zat.

Het shifting baseline syndrome zorgt ervoor dat er steeds een ”nieuw normaal” ontstaat. De natuurlijke historie verzinkt telkens weer in de vergetelheid. Pas sinds kort, ruwweg vanaf 1970, zijn we in het Westen systematisch waarnemingen gaan tellen in de natuur en kunnen we nauwkeurige uitspraken doen over hoe goed of slecht soorten het doen. Maar, zo betoogt Argeloo, met het jaar 1970 hebben we ook maar een willekeurig referentiepunt te pakken. Hoe zag de natuur eruit voor 1970?

Argeloo probeert die vraag te beantwoorden door bronnen aan te boren die voor veel biologen onontgonnen terrein vormen. Hij bezoekt oude mensen die hun natuurherinneringen met hem delen, hij leest reisverslagen, hij zoekt antwoorden in de archeologie en zelfs in het onderzoek naar fossielen (paleontologie). Zo probeert hij een beeld te schetsen van de natuur zoals die eruitzag voordat we nauwkeurig gingen tellen. Daarbij maakt hij gebruik van een forse hoeveelheid wetenschappelijke literatuur. In hoofdstukken over het oerrund (uitgestorven in 1627), de steur (ooit zeer algemeen, maar nu bedreigd) en het Waddengebied (ooit een florerend ecosysteem waarin zelfs walvissen voorkwamen) werkt hij het beeld in sprekende voorbeelden uit.

Geen nobele wilden

De aanpak van Argeloo vult zodoende een reusachtig gat in ons natuurgeheugen. Waar we op het gebied van menselijke geschiedenis en cultuur streven naar een goed ontwikkeld historisch besef, ontbreekt dat op het gebied van de natuur. Wat is normaal? Zegt de vlinderstand van 1990 hoe de vlinderstand behoort te zijn? Of moeten we daarvoor verder terug in de tijd? Argeloo vermijdt een direct antwoord op deze vraag, maar wil onze kennis van de natuur allereerst historische diepte geven. Hoe staat het met de natuur op de eilanden van Oceanië? Was die ongerept totdat de westerse mens verscheen? Nee: al met de vestiging van de eerste mensen, heel lang geleden, kwam er een uitstervingsgolf op gang. Geen „nobele wilden” die „in harmonie leven met de natuur” dus voor Argeloo.

Wat betekent deze kennis voor het herstel van de natuur? Argeloo pleit niet voor herstel van de situatie zoals die op een bepaald moment in het verleden was, maar voor tijd, rust en ruimte: dat is wat de natuur nodig heeft. Continuïteit in de tijd, grote oppervlakten, en de dingen op hun beloop laten. Geen ”nieuwe natuur” dus, met doelsoorten en intensief beheer. En wat de ruimte betreft: volgens Argeloo is er, voordat er fysiek ruimte wordt gemaakt, mentale ruimte nodig: we zullen moeten wennen aan soorten die hun opwachting komen maken. Onze primaire reactie is nu vaak ”die hoort hier niet”, en dan worden dieren al snel als indringer gezien – denk aan de wolf. Kennis van de natuurlijke historie kan bijdragen aan de vorming van die mentale ruimte.

Uitgesproken toon

Opmerkelijk in ”Natuuramnesie” is de uitgesproken toon. Regelmatig ontbreekt de wetenschappelijke slag om de arm. Ergens in het boek lijkt Argeloo dat ook zelf te beseffen en beschrijft hij haast gepijnigd hoe hij heeft gezocht naar zijn ongelijk, maar het niet kon vinden. En wat dan als het aantal broedvogelsoorten in Nederland blijkt te zijn toegenomen ten opzichte van een eeuw geleden? Dat is eenvoudig te verklaren: door de versnippering is het aantal landschapstypen toegenomen; soorten die zich overal thuis voelen profiteren daarvan, de specialisten delven meer en meer het onderspit.

Waardevol is Argeloos pleidooi voor loslaten, een stapje terug doen, voor ruimte maken in ons hoofd en in ons landschap, ten gunste van de natuur. Wel roept zijn boek de vraag op naar de plaats van de mens in het geheel van de natuur. Argeloo zet de mens vooral neer als indringer, verstoorder, predator. De komst van de mens was een „ramp” voor de natuur. Maar als de mens een eigen plek in het geheel van de natuur heeft, zou het dan niet onvermijdelijk zijn dat menselijk gedrag negatieve gevolgen heeft voor zijn omgeving? Is dat –christelijk gesproken– ook niet inherent aan een wereld na de zondeval?

Er zijn dus zeker vragen te stellen bij het betoog van Argeloo, maar allereerst dient gezegd te worden dat hij een belangwekkend boek geschreven heeft. De natuur heeft een geschiedenis, en zonder kennis van die geschiedenis zien we een belangrijk aspect van de wereld over het hoofd. Met ”Natuuramnesie” slaat Argeloo twee vliegen in één klap met betrekking tot kennis van de natuurlijke historie: hij maakt het belang van deze kennis duidelijk, en door zijn boek te doorspekken met voorbeelden draagt hij zelf bij aan de vorming ervan.

18798474.JPG

Boekgegevens

”Natuuramnesie. Hoe we vergeten zijn hoe de natuur er vroeger uitzag” , Marc Argeloo; uitg. Atlas-Contact; 424 blz.; € 26,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer