Amerikaanse inflatie koelt verder af in oktober tot 7,7 procent
De inflatie in de Verenigde Staten is in oktober verder afgekoeld ten opzichte van een maand eerder. Dat kwam vooral door de lagere benzineprijzen aan de pomp. Volgens de Amerikaanse overheid bedroeg de inflatie vorige maand 7,7 procent op jaarbasis, tegen 8,2 procent in september. De kosten voor levensonderhoud in de grootste economie ter wereld liepen daarmee voor de vierde maand op rij terug.
De inflatie lijkt daarmee in juni een piek te hebben bereikt op 9,1 procent, het hoogste niveau in ruim veertig jaar. De stijging van de consumentenprijzen viel lager uit dan verwacht. Economen hadden in doorsnee gerekend op een inflatie van 7,9 procent.
Exclusief de sterke schommelende prijzen van energie en voeding stegen de prijzen gemiddeld 6,3 procent op jaarbasis, tegen 6,6 procent in september. Ook dit cijfer viel lager uit dan de 6,5 procent die economen hadden voorzien.
Het inflatiecijfer is van groot belang voor het monetaire beleid van de Amerikaanse centrale bank. Om de hoge inflatie te bestrijden heeft de Federal Reserve de rente dit jaar al vijf keer verhoogd. Bij de afgelopen vier rentebesluiten werd de rente met stevige stappen van 0,75 procentpunt opgeschroefd. Door de rente te verhogen wordt geld lenen duurder en is er minder geld beschikbaar, wat de prijsstijging moet drukken. Het duurt doorgaans echter enkele maanden voordat een renteverhoging effect begint te sorteren.
De afkoeling van de inflatie vergroot de kans dat de rente in de toekomst minder sterk hoeft te worden verhoogd. In december vergadert de Fed opnieuw over het rentebeleid. Bij de vorige vergadering begin deze maand gaf centralebankpresident Jerome Powell al aan dat de rente mogelijk met kleinere stappen zal worden opgeschroefd. Hij merkte daarbij wel op dat de Fed waarschijnlijk langer zal doorgaan met het verhogen van de rente om de inflatie terug te dringen tot het doel van 2 procent.