Buitenlandse militairen in actie in Azië
Duizenden buitenlandse militairen gaan de internationale hulpverlening aan slachtoffers van de zeebeving in Zuid-Azië versterken. Hulpverleners kampen vooral met logistieke problemen in het gebied waar op tweede kerstdag enorme vloedgolven ten minste 145.000 mensen de dood insleurden. Geld voor noodhulp blijft onophoudelijk binnenstromen.
Volgens de jongste schattingen kwamen alleen al in de Indonesische provincie Atjeh 95.000 mensen om het leven. Bijna 500.000 mensen op Sumatra, het eiland waarop Atjeh ligt, zijn dakloos geworden. Hulporganisaties denken dat het werkelijke aantal vluchtelingen veel hoger ligt. De hulporganisaties hebben tien dagen na de ramp nog steeds geen duidelijk beeld van de omvang van de situatie in Atjeh, dat het zwaarst is getroffen. VN-woordvoerder Jan Egeland sloot gisteren niet uit dat het uiteindelijke aantal slachtoffers van de ramp de 200.000 zal overstijgen. Daarmee zou de ramp de grootste aller tijden worden.
In de Indonesische provincie Atjeh, waar de meeste slachtoffers te betreuren zijn en de hulpverlening het moeizaamst verloopt, zijn sinds vorige week Amerikaanse en Duitse militairen aan het werk. De eerste groep van in totaal 1200 Amerikaanse mariniers is gisteren ook aan de slag gegaan in Sri Lanka. De Verenigde Staten verdubbelen waarschijnlijk het aantal helikopters dat wordt ingezet bij de hulpverlening aan de tsunami-slachtoffers in Azië, zo heeft de commandant van de Amerikaanse strijdkrachten in de Stille Oceaan, admiraal Thomas Fargo, gisteren gezegd. Er zijn nu 45 Amerikaanse helikopters in het gebied actief.
In totaal zijn 13.000 Amerikaanse militairen betrokken bij de hulpverlening, van wie ongeveer 11.600 op Amerikaanse marineschepen en ongeveer 1000 in Thailand, waar de vliegbasis Utapao als zenuwcentrum van de hulpverlening dienst doet. Het hospitaalschip USNC Mercy, dat over 1000 bedden beschikt, vertrekt mogelijk eind deze week vanuit San Diego naar het rampgebied.
Gisteren stuurde Frankrijk twee marineschepen naar het rampgebied, waaronder een met zes helikopters uitgerust vliegdekschip. Ook Japan wil volgens het persbureau Kyodo ongeveer 800 militairen naar het crisisgebied sturen. Tokio zou drie marineschepen voor de humanitaire operatie willen inzetten.
Diverse Europese landen, waaronder Groot-Brittannië, Noorwegen, Denemarken, Griekenland, Rusland en Oostenrijk, hebben toegezegd vrachtvliegtuigen te sturen. Die hulp is hard nodig. De Verenigde Naties deden gisteren een dringende oproep op lidstaten om meer vervoermiddelen zoals vliegtuigen, helikopters en vrachtwagens naar het rampgebied te sturen. Daarbij kijken de VN vooral naar de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Beide landen beschikken over Boeings C-17. Deze militaire transportvliegtuigen zijn onmisbaar voor een effectieve distributie van hulpgoederen, aldus de VN.
Ook kampen hulpverleners in het rampgebied met een gebrek aan bulldozers en kraanwagens. Die zijn nodig om landingsbanen en wegen die door het water zijn verwoest te repareren. Een VN-woordvoerster drukte gisteren de internationale gemeenschap op het hart alleen goederen te doneren die echt nodig zijn. Kleding en rijpe bananen, die ook al zijn aangeboden, vallen daar niet onder, aldus de VN-medewerkster.
Europese regeringen hebben inmiddels een bedrag van in totaal 436 miljoen euro toegezegd voor noodhulp aan de getroffen landen. Het bedrag bestaat uit donaties, ladingen medicijnen, waterpompen en andere hulpgoederen. Japan heeft tot dusver 375 miljoen euro toegezegd, de Verenigde Staten 263 miljoen. Morgen komt de internationale gemeenschap bijeen in Jakarta om op een donorconferentie te overleggen hoe het binnenstromende geld het best kan worden besteed. Ook particuliere inzamelingsacties blijven recordbedragen opleveren.
Volgens schattingen van de Verenigde Naties zijn door het catastrofale natuurgeweld zeker 5 miljoen mensen dakloos geworden. Ongeveer 1,8 miljoen mensen zijn afhankelijk geworden van voedselhulp. Om hen van eten te voorzien tot zij weer enigszins op eigen benen kunnen staan, zijn ten minste 125.000 ton rijst, 7500 ton peulvruchten, 6500 ton plantaardige olie en 2700 ton suiker nodig. Dat meldde het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de VN gisteren.