Een vleugje dienstbare houding
Titel:
”Een Gideonsbende in de ouderenzorg. Zorggroep Rijnmond vanuit historisch perspectief”
Auteur: Kees van Rixoort
Uitgeverij: Zorggroep Rijnmond, Rotterdam, 2004
Pagina’s: geen isbn; 113 blz. geen prijs. Informatie: Zorggroep Rijnmond, 010-2931500. Nederland vergrijst. Voeg daaraan toe dat 65-plussers in Nederland voor Europese begrippen snel geneigd zijn in een verzorg- of verpleeghuis te trekken en de conclusie is duidelijk: investeren in deze huizen loont.
De ontwikkelingen in deze tak van de gezondheidszorg hebben de laatste decennia niet stilgestaan, zo blijkt treffend uit het maandag gepresenteerde boekje ”Een Gideonsbende in de ouderenzorg. Zorggroep Rijnmond vanuit historisch perspectief”. Wat is het geval?
In de loop van de twintigste eeuw ontstaan vanuit de protestantse kerken in Rotterdam en omgeving acht verpleeg- en verzorgingshuizen: Atrium, Slingedael, De Burcht, Waelestein, Siloam, De Koningshof, Pniël en Tiendhoven. Sommige zijn opgericht vanuit de Gereformeerde Kerken, door werkgroepen en commissies met plechtig klinkende namen zoals Commissie Tehuis voor Ouden van Dagen. Siloam daarentegen komt voort uit de Pinksterbeweging, Pniël uit de bewogenheid van de Gemeenschap van Zendings-Diaconessen in Nederland.
Hoe het deze rusthuizen de afgelopen decennia vergaan is? Zoals auteur Kees van Rixoort overtuigend aantoont, worden de eerste jaren na de oprichting gekenmerkt door een tomeloze inzet van de zusters en een ongedwongen sfeer. De diaconessen werken bijvoorbeeld dag en nacht en hebben maar één keer in de veertien dagen een middag vrij. Verwonderlijk is dat niet, de nood is groot. „Veel groter dan men in het algemeen weet”, aldus het jaarverslag van Pniël uit 1953. Voor de overige huizen geldt hetzelfde.
Personeel en directie -de laatste bestaat veelal uit één vrouwspersoon- worden nog niet geringeloord door allerlei wetten en regels. Ruimte voor improvisatie is er volop, terwijl een strikte scheiding van onderlinge taken ontbreekt. Zo staan Leo van Vliet en Nel de Koning, die beiden de scepter zwaaien in de keuken van De Burcht, voordat ze het weten in hun kokspak in de lift, met op een brancard een overleden bewoner. Twee toekomstige, mannelijke bewoners van De Burcht zijn zo aan elkaar verknocht geraakt dat ze op één kamer willen wonen. De directie heeft geen bezwaar, maar, zo weet Van Rixoort, „in De Burcht kon alles.”
Als de personeelsnood in Waelestein erg hoog is gestegen, handelt ook de directrice daar naar bevind van zaken. Een verkoopster en een kantoorbediende, beiden zonder werkervaring in de zorg, voeren een sollicitatiegesprek, worden aangenomen en krijgen interne huisvesting op de koop toe.
Met ingang van 1 januari zijn de acht instellingen verenigd in Zorggroep Rijnmond. Een belangrijke vraag daarbij is of het realiseren van schaalvergroting, bedoeld om de organisatie zo efficiënt mogelijk te kunnen besturen, onlosmakelijk is verbonden met verlies aan identiteit. Vermindert het accent op identiteit naarmate het belang van vakbekwaamheid toeneemt?
Ja, zo lijkt het, want in de eerste jaren na de oprichting van Waelestein is de pastorale zorg in dit huis een verplicht onderdeel in het takenpakket van personeel en vrijwilligers. Inmiddels is daar een pastoraal medewerker mee belast. Als de bouwvergunning voor verpleeghuis Siloam wordt afgewezen, bidt het voltallige bestuur om wijsheid en hulp. Een weeksluiting in Tiendhove is echter al in de jaren zestig lastig te organiseren; de predikanten uit de Krimpenerwaard staan niet te trappelen om voor te gaan. En, zegt de auteur geruststellend, namen zoals Anker, Baken, Boei en Kompas in Pniël verwijzen nog duidelijk naar de inspiratie waaruit Pniël ooit ontstond. De diaconessen zijn weg, „maar een vleugje van hun dienstbare houding hangt nog altijd in het huis.”