Wat je eenmaal leerde zien, kun je niet meer níet zien
Er zijn van die vaardigheden die je, als je ze eenmaal hebt geleerd, niet meer verleert. Als het hierover gaat, komen vaak voorbeelden langs als fietsen of autorijden. Hoe lang het ook geleden is, zonder erbij na te denken, pak je je fiets of auto en ga je op pad. Onlangs ontdekte ik dat dit ook opgaat voor veel van mijn werk als verpleegkundige. Het was alweer heel wat jaren geleden dat ik in uniform op de afdeling had gewerkt. Maar sinds kort is het weer een beetje terug.
Begin dit jaar heb ik de overstap gemaakt naar een voor mij nieuw ziekenhuis om daar verplegingswetenschappelijk onderzoek op te zetten en dat te verbinden met de verpleegkundige praktijk. Om dat goed te kunnen doen, is een sterke connectie met de verpleegkundigen die in de directe zorg werken essentieel. Daarom maak ik een kennismakingstour langs alle verpleegafdelingen en werk ik met elk team een aantal uren mee. Heel waardevol. Niet alleen om door het hele ziekenhuis verpleegkundigen te leren kennen. Ook om te zien hoe ik mijn onderzoek kan laten aansluiten bij vragen die in de dagelijkse praktijk leven. Dat draagt eraan bij dat het onderzoek resultaten oplevert die relevant zijn voor de praktijk en leiden tot betere uitkomsten bij patiënten.
En misschien wel het mooist aan deze ”meeloopdagen” vind ik het zelf verpleegkundige zorg verlenen. Veel aspecten daarvan verleer je nooit. Natuurlijk hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan en is er veel veranderd. Maar het contact met en ondersteunen van patiënten bij de dagelijkse activiteiten voelt nog net zo vertrouwd als toen ik dat dagelijks deed.
Het beste bewijs daarvan kreeg ik van ‘mijn’ patiënt zelf. Deze had vanwege een chronische ziekte continu ademhalingsondersteuning nodig. De reden van opname stond los van de ademhalingsbeperkingen. Maar in de zorgverlening speelde het feit dat de patiënt altijd gekoppeld is aan het apparaat voor de ondersteuning van de ademhaling natuurlijk wel een rol. Allermeest voor de patiënt van wie het leven min of meer letterlijk afhangt van het goed bedienen van het apparaat.
Dan is het geen wonder dat je als patiënt de kat uit de boom kijkt bij elke onbekende met wie je te maken krijgt. En tegelijk is het geen wonder dat zorgmedewerkers het dan niet altijd makkelijk vinden om het vertrouwen te winnen en het ijs te breken.
Maar eerst en vooral zijn patiënten mensen. Mensen die ziek zijn, zorgen hebben, zich onzeker voelen. En juist daar ligt de sleutel tot het breken van het ijs. Je zult deze patiënt maar zijn en steeds opnieuw met volslagen vreemden van doen hebben. Wat kan het dan goed doen als die vreemde tegen je zegt: „Tjonge, dat lijkt me zo spannend om jezelf steeds opnieuw te moeten toevertrouwen aan vreemden, terwijl je niet weet wat ze wel of niet weten en kunnen. Je legt bijna letterlijk je leven in hun handen.”
Zo raakte ik met ‘mijn’ patiënt aan de praat over alles wat er in het leven gepasseerd was, over wat het betekent om van de ademhalingsondersteuning afhankelijk te zijn en over hoe het lukt om het gewone leven ondanks alles zo gewoon mogelijk te leven. En ondertussen hielp ik bij het wassen, aankleden en al die dingen meer. Het ijs was overduidelijk gebroken. Toen we klaar waren, zei ik: „Zal ik eens wat verklappen? Het is minstens tien jaar geleden dat ik aan het bed heb gestaan.” De reactie: „Echt?! Het voelde alsof je dit dagelijks doet.”
Er zijn zaken die je niet meer verleert. Als je eenmaal hebt leren zien dat patiënten mensen zijn met zorgen en onzekerheden, kun je dat niet meer níet zien. Maar wat je wel gemakkelijk kunt vergeten, is hoezeer het gewaardeerd wordt om gezien en erkend te worden als mens in plaats van als patiënt.
De auteur is universitair hoofddocent verpleegkunde in het Leids Universitair Medisch Centrum.