Themaochtend deputaatschap Israël GG: Jood en heiden in één genadeverbond
Er is voor Israël geen afzonderlijke weg tot het heil. Er is één genadeverbond; Christus heeft één Bruid. Israël heeft daarin wel een bijzondere plaats. Paulus, die de heidenapostel wordt genoemd, wendde zich altijd eerst tot de Joden.
Ds. A. Schot (Nunspeet) zei dat zaterdag in Woerden tijdens de jaarlijkse themaochtend van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten. Thema van de bijeenkomst was ”Het oude verbond was goed, het nieuwe is beter”.
Ds. Schot wees op Noachs zonen. Sem was niet de oudste, maar ontving wel de grootste zegen. „Daar ligt ten diepste de wortel van het antisemitisme: vijandschap van de mens tegen Gods vrijmacht. Jafeth werd naar Sems tent gelokt: de zaligheid is ook voor heidenen. Ook nakomelingen van Cham worden toegebracht.”
In Romeinen 9-11 proef je Paulus’ liefde tot zijn volk, zei ds. Schot. „Ook voor Joden is er alleen behoud door het geloof in Christus. Dat moet hun gepredikt worden.”
Onvervulde beloften
Het Joodse volk heeft voor God niet afgedaan, stelde de predikant. „Heeft God Zijn volk dan verstoten? Dat zij verre. Het Evangelie is naar de heidenen gegaan en zij hebben de taak de Joden tot jaloersheid te verwekken. De onvervulde beloften voor het Joodse volk zijn niet gering, al zijn we heel voorzichtig met het invullen daarvan.
Tegen mensen die grote verwachtingen van het aardse Jeruzalem hebben, zeg ik weleens: Waarom bent u dan nog niet geëmigreerd? Christus zei dat het ons niet toekomt de tijden en gelegenheden te weten. Onze verwachting is hoger. Ons hart gaat ernaar uit het Woord aan het Joodse volk te verkondigen.”
Ceremoniën
De Joodse ceremoniën krijgen soms nog een te grote plaats, zei ds. D. de Wit (Kesteren). Hij beschreef het Nieuwe Perspectief op Paulus (NPP), de theologische visie op de brieven van de apostel die werd ontwikkeld door protestantse nieuwtestamentici als N. T. Wright, James D. G. Dunn en E. P. Sanders. Volgens hen zagen de Joden goede werken niet als middel om genade te verdienen, maar moesten ze een aantal inzettingen onderhouden om de verbondsrelatie met God niet te verliezen. De heidenen hoeven die inzettingen niet te houden; voor hen is het geloof in Christus het kenmerk. Jood en heiden vormen wel één volk van God, maar ieder op zijn eigen wijze. Heidenen behoeven de Joodse jas niet aan te doen, maar mogen ook niet tegen de Joden zeggen dat zij hun jas uit moeten doen.
Het gaat in Paulus’ brieven dan niet om de persoonlijke vraag om gerechtvaardigd te worden, maar om de vraag of niet-Joden de Joodse inzettingen moeten houden. De persoonlijke verzoening gaat naar de achtergrond, zei ds. De Wit. „Het Nieuwe Perspectief legt te veel nadruk op het uiterlijke kenmerk om in het verbond te blijven. Dan verliezen we de noodzaak van de wedergeboorte, van het bloed van Christus dat de middelmuur des afscheidsels tussen Jood en heiden heeft weggenomen.”
De Betuwse predikant wees ook op de oorsprong van de Joodse ceremoniën. „In Genesis gaat het om de komst van het Zaad, Christus. De stam van Juda was daarvoor de bewaarplaats. Die stam kwam terug uit de ballingschap, want de Joden mochten zich niet met de heidenen vermengen. De besnijdenis was als een muur om het volk van Israël. Als we de besnijdenis handhaven, zien we die dan niet als teken dat we tot het Joodse volk behoren? Maar de besnijdenis was het teken en zegel van het genadeverbond. En daarom is de doop in plaats van de besnijdenis gekomen. Dat is heel iets anders dan dat we zouden zeggen dat de kerk in plaats van Israël is gekomen.”
Synagoge
Uitkomen voor de ene Naam en ene weg tot zaligheid is onopgeefbaar, zei ds. Schot. „Bij velen die met Israël bewogen zijn, verdwijnt dat te veel naar de achtergrond.”
Ds. C. J. Meeuse (Arnemuiden) citeerde de Israëlische predikant ds. B. Maoz, die zei dat het Joodse volk maar één zaak nodig heeft: Christus als Zaligmaker. „Als gezegd wordt dat we het Woord alleen aan de heidenen moeten brengen, kunnen we naar Paulus verwijzen: hij ging altijd eerst naar de synagoge. En het was Christus’ opdracht om het Evangelie te verkondigen beginnende van Jeruzalem.”