Opinie

Psychologie en theologie behoeven gemeenschappelijk kader

Als we in de klas theologie en psychologie van elkaar onderscheiden, moeten we telkens van perspectief wisselen. Bernardus van Clairvaux kan ons op weg helpen naar een vruchtbaar samengaan van beide.

Jan de Olde MA
26 October 2022 18:29
„We moeten geen topscores, topscholen, topleerkrachten of topkinderen eisen, want bij het kind horen gebrokenheid en kwetsbaarheid.” beeld iStock
„We moeten geen topscores, topscholen, topleerkrachten of topkinderen eisen, want bij het kind horen gebrokenheid en kwetsbaarheid.” beeld iStock

Het werken met kinderen brengt vragen met zich mee over de verhouding tussen psychologie en theologie. In het artikel Theologie en psychologie in het onderwijs: gescheiden werelden? schets ik er een aantal. Laurens Snoek reageert in hetzelfde artikel en spoort aan om de achterliggende vraag bij de kinderen te zoeken en daarop te antwoorden vanuit de volheid van Christus. Pieter Rouwendal pleit ervoor om theologie en psychologie duidelijk van elkaar te onderscheiden. Dat spoor volgt Sarina Brons-van der Wekken door te stellen dat de Reformatie verschil maakt tussen het algemeen goede en het geestelijk goede. Tegelijk wijst ze erop dat theologie en psychologie elkaar beïnvloeden.

Het denken in twee dimensies waarover Rouwendal en Brons-van der Wekken spreken, is mij bekend. Het was mijn denkkader in mijn basisschooltijd. Nog steeds maak ik er mijn studenten deelgenoot van. Tegelijk vind ik dit stukje denkgereedschap lastig, omdat het vraagt om telkens van perspectief te wisselen: van een psychologisch naar een theologisch en van een algemeen naar een geestelijk perspectief. Dat is lastig uit te leggen aan de kinderen en zorgt ook voor een wereld die te veel is opgedeeld.

Het lijkt me mooi om een gemeenschappelijk perspectief te hebben dat zowel theologisch als psychologisch richting wijst. Pas las ik in de boekjes ”Bezinning” en ”God liefhebben” van Bernardus van Clairvaux (1090-1153) enkele gedachten die me troffen en die ik graag neerschrijf als een voorbeeld van wat zo’n gemeenschappelijk perspectief zou kunnen zijn.

Niet te laag

Denk over jezelf niet te laag, zo stelt Bernardus. Wie zichzelf onderschat, leeft als een dier. Hij laat zich meeslepen door wat zich op dat moment aandient, leeft zinnelijk, volgt de kudde. Zo’n mens zou eens zijn hoogheid moeten beseffen, want hij bezit waardigheid. Die waardigheid is gelegen in zijn vermogen om in vrijheid te kiezen. Daarmee steekt hij boven die dieren uit en heerst hij over hen. Met zijn kennis herkent hij die waardigheid en met zijn deugd kan hij zoeken naar God, de Bron.

De mens blijft bij Bernardus dus een pronkjuweel. Hij is geen geëvolueerd dier of een machine die door hersenprocessen geregeerd wordt. Dat is een tegenstem richting psychologen of hersenwetenschappers die de mens als materie zien.

Ook voorkomt besef van hoogheid zelfverachting. Zelfverwerping is jezelf in wanhoop laten verzwelgen, zegt Bernardus, lievelings-
auteur van Luther en Calvijn. En wie door het besef van zijn hoogheid getroffen wordt, verstaat zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn naaste en zoekt God.

Niet te hoog

Tegelijk moet je over jezelf niet te hoog denken. Dat doen mensen die de illusie hebben dat alles van henzelf komt. Eenvoudige zaken als het brood, de lucht en de zon zijn onmisbaar voor ons en gaan tegelijk buiten onze macht om. Dat geldt al helemaal voor wat God in Christus doet voor de redding van mensen. Wat hebben we dat we niet krijgen? God is immers de Bron van alles, betoogt Bernardus.

Wie altijd maar naar het beste jaagt, komt dus bedrogen uit. Je zult niet hoger komen dan je wordt toebedeeld. Wie krampachtig controle wil uitoefenen op zichzelf, op anderen, op het leven en zelfs op God, vallen de dingen uit handen. Wie hoger wil zijn dan anderen, wie hoger wil zijn dan hij is, zal vallen. Het leven is niet in onze hand, het komt naar ons toe vanuit God.

In wat Bernardus schetst, zie ik een paradox. Want welke ruimte hebben we nog, aangezien God ons leven bestuurt? En toch ervaren we ruimte. Voelen we onze keuzes als door ons gemaakt, ervaren we de grootsheid van de verschillen tussen mensen, ontwikkelen we ons denken en ons karakter. Daarbij ervaren we vrijheid, die God ons geeft om ons leven te vormen. En tegelijk weten we –paradoxaal!– dat God alles omvat, óók ons leven. Maar juist dat kan rust geven.

Vooral zingt Bernardus de lofzang van de liefde. In die liefde kan een mens zich helemaal verliezen in God. En tegelijk –weer een paradox– blijft de mens in beeld, want de mens is immers de beminde. Met vreugde ziet de mens hoe God hem of haar bemint en zo opwekt om zichzelf lief te hebben.

Ga niet te hoog en niet te laag, zegt Bernardus. Blijf in uzelf! Dat vond ik treffende gedachten. Niemand hoeft van zichzelf weg te gaan, iedereen mag (moet) net als de verloren zoon uit Lukas 15 tot zichzelf komen. De psychologie én de theologie hebben hier een boodschap aan. De mens (psychologie) verdwijnt niet, maar komt juist tot z’n diepste bloei in God (theologie).

In de klas

Wat kan deze manier van kijken opleveren voor de klas? Ik denk: in de kinderen én de grootheid én de gebrokenheid zien. Niet zonder verwachting zijn, maar ook niet te hoge verwachtingen hebben. De hoogheid merken wanneer de kinderen daar iets van laten zien, bijvoorbeeld in de zorg voor elkaar. „Ik zie dat jullie graag willen dat gehandicapten ook gelukkig zijn! Wat ben ik blij dat jullie dat willen! Wat bijzonder eigenlijk dat mensen (jullie) kunnen zorgen voor een ander! Dat heeft God aan mensen gegeven en Hij is er blij mee wanneer je dat doet.” Of, als de onderlinge omgang niet zo goed gaat: „Maar zo hoeft het niet! Zo zijn we niet gemaakt! Het kan ook anders!” Kinderen vragen naar hun intentie en goede intenties bekrachtigen.

Tegelijk moeten we geen top
scores, topscholen, topleerkrachten of topkinderen eisen. Want bij het kind horen gebrokenheid en kwetsbaarheid. Zie dat het kind beperkt is, en dus begrensd moet worden, maar ook zelf grenzen heeft. Zie dat het behoeftes heeft die misschien heel kleinmenselijk lijken, maar waarvan het cruciaal is dat ze worden onderkend.

Wie op de hoogheid van de mens let, ziet des te schrijnender hoe erg het is als die mens voor de zonde kiest. Laten we zoeken naar kunde en innerlijke kracht om dat eerlijk te benoemen. Neem je eigen aandeel hierin voor je rekening, als je er als leerkracht een aandeel in hebt. Of maak aan een kind duidelijk welke schade zijn handelen aan een ander brengt. En breng het bij God: „God, U heeft de wereld volmaakt bedoeld, maar het is mij (ons) vandaag niet gelukt volgens uw bedoeling te leven. Er was ruzie en we hebben het uitgepraat. God, U neemt het zondige genadig weg door Christus. Wij danken U ervoor en bidden U erom.” Zo’n gebed om herstel gaat ook over ons vergeten van God en het Hem niet achten.

In God is het rustpunt te vinden. Niet alleen vanwege het brood, de lucht, de zon en alle andere dagelijkse gaven. Maar vooral omdat Hij belooft al het gebrokene te vernieuwen in Christus Jezus. Misschien voelt een leerkracht er iets van in de hectiek van de dag. Dan kan hij, bijvoorbeeld vlak voor de vakantie, op het bord schrijven: ”Fijne vakantie!” Daaronder, welgemeend: ”In God is rust.” En dat de klas er dan even stil naar kijkt.

De auteur was leerkracht basisonderwijs en gedragsspecialist. Hij is nu docent Cuma aan Pabo De Driestar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer