Franeker is meer dan alleen het planetarium
Wie zich een klein beetje verdiept in de eigen omgeving ziet overal sporen van het verleden – ook van de kerkgeschiedenis. Een middeleeuwse kerk springt al gauw in het oog, maar vaak is er wel wat meer te vinden.
Kijk maar mee in Franeker. Het Friese stadje is bekend van het beroemde planetarium van Eise Eisinga. Maar dat is niet het enige wat Franeker te bieden heeft. Een beetje speurwerk en de verhalen komen los.
1. Planetarium Eise Eisinga: onheilsprofetie
Franeker dankt zijn roem aan het planetarium dat de Friese wolkammer Eise Eisinga in 1781 in zijn fraaie grachtenpand bouwde. Nog altijd cirkelen hier zes planeten op huiskamerformaat om de zon, dankzij een ingenieus raderwerk dat elk hemellichaam zijn eigen, vaste baan laat volgen.
Het planetarium kwam niet zomaar uit de lucht vallen. In de vroege ochtend van 8 mei 1774 stonden Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en de maan uitzonderlijk dicht bij elkaar aan de hemel. Predikant Eelco Alta uit Bozum zag er een aankondiging in van het einde der tijden. Hij schreef onder de naam ”Liefhebber van de waarheid” een pamflet met de titel ”Philosophische bedenkingen over de conjunctie van de planeten”. Door de samengebalde kracht van de hemellichamen zou de aarde uit zijn baan raken en in de zon verbranden. Toen de Leeuwarder Courant hierover berichtte brak er onder de bevolking paniek uit; overheden probeerden tevergeefs verspreiding van Alta’s geschrift te verbieden.
Eisinga, die een grote kennis van wis- en sterrenkunde had, bedacht een plan om te laten zien dat de bijzondere samenstand van planeten geen reden tot zorg hoefde geven. Hij bouwde in zijn woonkamer een model van het zonnestelsel met de toen bekende hemellichamen. Ook als planeten ogenschijnlijk dicht bij elkaar staan, volgen ze keurig hun eigen baan, was zijn boodschap.
2. Martinikerk: weggewitte heiligen
De Martinikerk uit 1421 is een van de blikvangers van Franeker. Al was het maar omdat het bedehuis op een terp is gebouwd. Op de pilaren binnen staan allerlei heiligen afgebeeld, onder wie Sint Hubertus, de beschermheilige van de jagers, en Sint Clothilde, de vrouw van de heidense koning Clovis van de Franken, die zich rond het jaar 500 liet dopen.
Aan het eind van de zestiende eeuw namen de protestanten de kerk over; de schilderingen op de pilaren verdwenen achter een laag witkalk. Pas na de restauratie van 1940-1943 zijn de fresco’s in oude luister hersteld. De kerk telt enkele honderden grafzerken; de belangrijkste zijn recht overeind tegen de muur gezet. In de zuidbeuk staat de zerk van Frederick van Schurman, de vader van Anna Maria van Schurman. Anna Maria was zeer getalenteerd en zou in 1636 in Utrecht als eerste vrouwelijke studente aan een universiteit worden toegelaten. Door Voetius nog wel.
3. Schuilkerk: zachtjes zingen
Franeker was vanaf de tijd van de Reformatie een toevluchtsoord voor doopsgezinden, die onder meer uit Vlaanderen kwamen. Het stadsbestuur was tamelijk tolerant als het om religieuze overtuigingen ging. In de tweede helft van de zeventiende eeuw kregen de doopsgezinden zelfs toestemming om een eigen kerkgebouw (een zogenoemde ”vermaning”) neer te zetten. Er waren wel een paar voorwaarden. Het gebouw mocht niet als kerk herkenbaar zijn, de toegangsdeur mocht niet aan de openbare weg liggen, er mochten niet meer dan twee personen tegelijk naar binnen gaan, klokgelui was verboden en het zingen mocht niet op straat hoorbaar zijn. Op de bovenverdieping van de mouterij van Hans Jansen en Antje Sjouke (een fabriek die van granen mout maakte door het in water te weken) werd in 1656 een ruimte voor doopsgezinde diensten ingericht. Het pand werd ook wel het Bolwerkkerkje genoemd omdat de achtergevel raakt aan het Noorderbolwerk, een restant van de vroegere stadsversterkingen.
Vooral vanaf 1740 kwamen steeds meer doopsgezinden naar de vermaning in Franeker, onder meer uit omliggende plaatsen.
Meer dan een eeuw later profiteerden de doopsgezinden van de godsdienstvrijheid die van kracht werd. Aan de Voorstraat lieten ze een eigen bedehuis bouwen. Deze kerk werd in 1864 in gebruik genomen. Het Bolwerkkerkje werd doorverkocht aan een groep orthodoxe baptisten, die hier 125 jaar lang hun diensten zou houden. In de lente van 1864 kwam de eerste predikant van de baptisten, Johannes de Neuil, naar Franeker. Op 24 april hield hij zijn eerste twee preken in het Bolwerkkerkje. De dag erna stapte hij met zijn gastheer en gastvrouw en met twee bezoekers de Franeker stadsgracht in voor een eerste doopplechtigheid. Een paar jaar later, in 1868, kreeg de kerk een dompelbad, dat meer comfort bood. Zo’n duizend nieuwsgierigen probeerden een glimp van deze nieuwigheid op te vangen.
4. Museum Martena: Anna Maria was hier
„Welkom in de stad waar ik emancipeerde” staat op een informatiebord in Franeker. Deze woorden worden in de mond gelegd van Anna Maria van Schurman, „kunstenares, taalkundige, theologe, entomologe.”
In 1623 kwam het gezin Van Schurman vanuit Utrecht in 1623 in Franeker wonen. Frederick van Schurman, de vader van Anna Maria, ging er theologie studeren aan de toenmalige universiteit. Mogelijk heeft de familie in het Martenahuis gewoond, een stadskasteel dat rond 1498 werd gebouwd door Hessel van Martena. In elk geval is in het huis, dat tegenwoordig een museum is, een kamer ingericht die aan Anna Maria herinnert. Er zijn boeken, portretten en voorbeelden van haar kunstnijverheid.
Anna Maria was buitengewoon getalenteerd. Zij kon tekenen, boetseren, papierknipsels vervaardigen en gedichten schrijven. Van haar vader leerde ze verschillende (klassieke) talen en ze ontwikkelde een duidelijke belangstelling voor theologie, geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde.
Toen Frederick al na een paar maanden ernstig ziek werd, liet hij zijn dochter beloven dat ze nooit in het huwelijk zou treden. Misschien hoopte hij dat Anna Maria haar leven helemaal in dienst van God zou stellen. Niet veel later overleed hij. In 1626 vertrok de weduwe Van Schurman met haar kinderen weer naar Utrecht.
De roem van Anna Maria was haar al vooruitgesneld. Ze werd als beste latiniste van de stad uitgenodigd om een gedicht te schrijven voor de opening van de universiteit. De theoloog en hoogleraar Gisbertus Voetius, die naast de Van Schurmans in Utrecht woonde, stond haar toe colleges aan de universiteit te volgen. Vanuit een afgeschermde loge, dat wel. Vanaf 1636 studeerde ze er theologie, letteren en geneeskunde.
5. Universiteit Franeker: ”suypacademie”
Het kan verkeren. Rond 1625 stond de universiteit van Franeker bekend als de ”suypacademie”. Het studentenleven was ook in die tijd blijkbaar niet vrij van uitspattingen. En de start was nog wel zo veelbelovend. In 1585 kreeg Franeker een universiteit – na Leiden de tweede in de kersverse Republiek. Friesland had zich in 1579 aangesloten bij de Unie van Utrecht in de strijd tegen Spanje. Een jaar later besloten de Staten van Friesland dat in het gewest alleen de gereformeerde leer nog was toegestaan. Om voldoende predikanten, juristen en artsen beschikbaar te hebben werd een universiteit gesticht. Gekozen werd voor Franeker, een stadje dat al in de middeleeuwen een belangrijk bestuurscentrum was. Studenten uit het noorden hoefden voortaan niet meer naar Leiden af te reizen. De academie werd ondergebracht in het kloostergebouw van de kruisbroeders, die in 1580 hadden moeten vertrekken. De universiteit stond goed bekend, ook internationaal. Sibrandus Lubbertus (ca. 1555-1625) bijvoorbeeld was vermaard vanwege zijn wetenschappelijke bestrijding van de rooms-katholieke leer. En de classicus Johannes Arcerius (1538-1625) maakte naam met zijn studies over Pythagoras.
Onder de eerste lichtingen studenten bevond zich Johannes Bogerman (1576-1637). Hij was de zoon van een protestants geworden pastoor uit Kollum en mocht op kosten van de Staten van Friesland in Franeker theologie gaan studeren. In 1613 sloeg hij een benoeming tot hoogleraar aan diezelfde universiteit af. In de jaren daarna zou hij naam maken als voorzitter van de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619). Toen de Statenvertaling in 1636 was voltooid, accepteerde Bogerman alsnog een hoogleraarspost in Franeker. Nog geen jaar later overleed hij op 61-jarige leeftijd in het Friese stadje.
Intussen bloeide de universiteit. Talloze studenten uit de Nederlanden en van ver over de grens kwamen naar Franeker, aangelokt door het calvinistische karakter ervan. Het stadje zelf veranderde ook. Er werd in 1594 een schitterend stadhuis in renaissancestijl gebouwd en overal verrezen voorname huizen voor hoogleraren en studentengroepen. De benaming ”suypacademie” geeft aan dat het studentenleven niet altijd verheffend was. Het café De Bogt fen Guné is uit die periode nog overgebleven.
De universiteit zelf bestaat niet meer. Rond 1660 keerde het tij en zette het verval in. In 1811 hief Napoleon de academie op. De bibliotheek verhuisde naar Leeuwarden en in het gebouw werden psychiatrische patiënten ondergebracht.
6. Botniastins: betere woning voor wezen
De gevelsteen in de Botniastins schuin tegenover de Martinikerk is wat misleidend. ”Diakens Weeshuis. Anno 1668” staat erop. De steen, met verschillende Bijbelteksten die betrekking hebben op wezen, is pas in 1854 boven de deur van het pand aangebracht. In dat jaar verhuisden de wezen van het Diakens Weeshuis aan de Vijverstraat naar de Botniastins. De gevelsteen verhuisde mee.
Pal onder de oude steen werd een nieuwe aangebracht die de actuele situatie correct verwoordde: „Bijkans twee eeuwen hebben de Weezen het huis bewoond, waarin zij in 1668 werden opgenomen. In 1854 betrokken zij deze betere woning, die voor de milde giften der Gemeente door de Voogden werd aangekocht, onder goedkeuring van den Kerkenraad.”
Tot 1948 bleef het pand als weeshuis in gebruik. Daarna zat de Nutsspaarbank er jarenlang in. Halverwege de jaren zeventig werd het gebouw in gebruik genomen door de hervormde gemeente voor vergaderingen en andere bijeenkomsten. In de voormalige regentenkamer vergaderde de diaconie.
Tegenwoordig is het pand eigendom van Stichting Diaconale Goederen, maar de exploitatie is in handen van de Academie van Franeker, een dependance van de Rijksuniversiteit Groningen. De academie vestigde er onder meer haar bibliotheek in.
De stins (stenen huis) dateert uit de middeleeuwen. Het was oorspronkelijk het woonhuis van de vooraanstaande familie Van Botnia.
-—
Joods verleden in Rijssen
Het grootste deel van de Joodse gemeenschap in Rijssen is in de Tweede Wereldoorlog weggevoerd. De synagoge aan de Elsenerstraat raakte in onbruik. Tegenwoordig is er een winkel in gevestigd. Alleen een zijmuur met boograam herinnert aan het Joodse verleden. En een plaquette met de tekst die oorspronkelijk boven de toegangsdeur hing: „Hoe aangenaam zijn Uw woningen, Eeuwige der heerscharen”, Psalm 84:2. Er zijn plannen om het raam beter zichtbaar te maken.
Moordaanslag in Waalse Kerk
Grote consternatie op zondag 12 oktober 1755 in de Waalse Kerk (Église Wallonne) in Amsterdam. Tijdens het gebed wordt ds. Jean Henri François met een geweer van de preekstoel af geschoten. Gelukkig overleeft hij de aanslag. De dader is een 25-jarige bakkersknecht. Hij is verliefd op de dochter van een rijke koopman, een meisje ver boven zijn stand. Op verzoek van de vader van het meisje heeft de predikant geprobeerd een einde aan de affaire te maken. De bakkersjongen nam dat niet en joeg een kogel door de kerk.
Suster Bertken in Utrecht
Berta Jacobsdochter, bekend als Suster Bertken, was een Nederlandse kluizenares en dichteres. Zij zat 57 jaar lang, van 1457 tot 1514, ingekluisd in de Utrechtse Buurkerk. Ze wilde zich op die manier helemaal op God richten. In deze jaren schreef ze verschillende werken, waaronder een passieboekje en een achttal religieuze liederen. Een steen op een lantaarnconsole bij de Maartensbrug herinnert nog altijd aan haar.
Lastpak in Zierikzee
Het pakhuis Leviticus aan de Oude Haven van Zierikzee dateert uit begin 16e eeuw. Het pand dankt zijn huidige naam aan een conflict dat eigenaar Matthias de Kater had met de gemeente. Die weigerde hem in 1865 een vergunning om er steenkolen in op te slaan; de buren hadden hier bezwaar tegen. De Kater plaatste daarop een opschrift op het gebouw met een verwijzing naar Leviticus 19:15: „Gij zult geen onrecht doen in het gericht.” De gemeente verleende daarop alsnog de vergunning. Bij de opening van het pakhuis droeg De Kater, deftig in het zwart gekleed, een met bloemen bekranste zak kolen het pakhuis in.