Veel paddenstoelen na droge zomer
De afgelopen zomer was erg droog, maar in september begon het stevig te regenen. Dat doet wat met paddenstoelen, zien kenners en natuurliefhebbers. Na een zeer schraal zomerseizoen schieten de zwammen nu letterlijk als paddenstoelen uit de grond. „Het lijkt wel alsof ze hebben zitten wachten”, peinst mycoloog Jaap Wisman.
Heldergele zonnestralen vallen op het asfalt van de laan, slechts beperkt gefilterd door de gele kruin van populieren die de meeste bladeren al hebben laten vallen. Geelbruine en geelgroene bladeren dwarrelen omlaag. In de dik met blad bezaaide berm loopt een man speurend naar de grond te turen. Ah, daar heeft hij iets gevonden. Hij bukt en plukt een witte paddenstoel met grijze hoed. „De grijze amaniet. Die vind je alleen onder populieren en groeit hier massaal.”
De Leusdense populierenlaan is een van de geliefde plekjes van de inmiddels 81-jarige paddenstoelendeskundige Jaap Wisman. Hij is bij de Nederlandse Mycologische vereniging consul (vraagbaak) voor provincie Utrecht, en bij Naturalis wetenschappelijk medewerker.
„Kijk, een vezelkop.” Er volgt een moeilijke wetenschappelijke naam en Wismans telefoon moet eraan te pas komen voor de Nederlandse benaming. „Daar ben ik niet zo goed in.” De paddenstoeltjes blijken witte satijnvezelkop te heten en zijn evenals de amanieten symbionten. Dat moet de kenner even uitleggen.
„Aan de kleinste worteltjes, de haarwortels, hebben bomen haren, waarmee ze het oppervlak om voedingsstoffen op te nemen flink vergroten. Onder de grond zitten ook schimmels, hier waar wij staan. Soms wel vijfhonderd soorten, is door middel van DNA-onderzoek ontdekt. Sommige van die schimmels maken een kapseltje rond die haarworteltjes. De wortelharen verdwijnen, maar de boom vergroot het opnamevermogen gigantisch doordat hij gebruik kan maken van het hele netwerk van de zwam, het mycelium.”
Zo ontstaat een zogeheten mycorrhiza. Deze symbiose is zowel voor de boom als de schimmel voordelig. „Jaren geleden stond ik in de herfst aan de rand van een voetbalveld naar een groepje bomen te kijken toen me opviel dat één ervan nog in blad zat. Daar bleek een vliegenzwam onder te groeien.” Je weet wel, de bekende rode met witte stippen. Die heeft Wisman deze herfst overigens nog niet zoveel gezien, waarschijnlijk vanwege de droge zomer.„Tal van excursies zijn afgelast, er was gewoon niks te vinden. Maar nu komt het ineens los, het lijkt wel alsof ze erop hebben zitten wachten.”
Meer dan anders
Zijn er nu al meer dan andere jaren? „Dat is lastig te zeggen. Ik heb de indruk dat er meer zijn dan vorig jaar om deze tijd.” Toen was de zomer juist opvallend nat.
„Het mycelium blijft wel leven; bij de juiste temperatuur en vochtigheid begint het vruchtlichamen te maken. Voor sommige soorten is dat in de zomer, maar de meeste verschijnen in de herfst.” Waarom komen de meeste vruchtlichamen, de paddenstoelen, dan juist in het najaar? De grond is dan vaak vochtig en gevallen blad zorgt voor nieuwe voedingsstoffen, verklaart Wisman, Voor symbionten vermoedt hij nog een andere belangrijke oorzaak. „Het lijkt erop dat de schimmel merkt dat de boomwortels minder actief worden en dan ‘denkt’: ik moet snel zijn, want nu kan ik nog vruchtlichamen maken en sporen verspreiden.”
Stank
Inderdaad blijkt er tussen de bladeren van alles te groeien. „Ruik deze eens. Die stinkt een beetje, hè? De stinkmycena.” En daar eindelijk wat kleur: een russula, Wismans specialiteit. „Russula roseocremia. Die is door DNA-onderzoek afgesplitst van de kruipwilgrussula en heeft nog geen Nederlandse naam.”
Dan snel verder, want de mycoloog weet nog een paar bijzondere plekken. De eerste stop is aan de rand van de bossen van Den Treek. Wisman zoekt op goed geluk enige meters af en vindt binnen de kortste keren een stuk of tien verschillende soorten. „Voel deze hoed eens.” Spekglad. Of beter: boterglad, want de naam is botercollybia. De gewone krulzoom is gezegend met een omgekrulde hoedrand en de bitterzoete melkzwam smaakt een beetje bitterzoet en geeft melksap af bij beschadiging. De namen onthullen kenmerken maar maken tevens duidelijk dat paddenstoelendeterminatie een beroep doet op maar liefst vier zintuigen. Voor sommige soorten heb je een microscoop nodig, omdat ook de vorm van de minuscule sporen veelzeggend is. En soms moet je er zelfs voor graven, zoals bij een door Wisman voor Nederland nieuw ontdekte gordijnzwam, die een soort penwortel bleek te bezitten.
Eikenlaan
Op naar de laatste stop: landgoed De Boom. Wisman rijdt door een eikenlaan. „Deze laan onderzoek ik al jaren voor het Bosmonitoringproject.” Het blad zit nog aan de bomen, maar begint te verkleuren. De zon nadert de bosrand. Wisman wijst op een broze russula, een gele knolamaniet (een naaste verwant van de dodelijk giftige groene) en een panteramaniet. Dan blijft hij staan.
„Bij deze boom groeit een bijzondere gordijnzwam.” Helaas laat die zich vandaag niet zien, maar de mycoloog ontdekt wel iets anders: twee verschillende russula’s, waarvan de ene al wat vergaan is maar voor de kennersblik nog wel herkenbaar. Hij ruikt onder de hoed en proeft iets op de punt van zijn tong.
Vervolgens haalt de russulaspecialist uit zijn rugtas twee potjes. „Dit is ijzersulfaat en dit heet guajac.” Met een kwastje smeert hij van beide middeltjes iets op de steel van beide paddenstoelen. De ene reageert op het ijzersulfaat door op die plek groenig te verkleuren, en waar het guajac de steel raakt kleurt die felblauw. „De vissige eikenrussula.” De andere reageert niet op ijzersulfaat. „Deze heet sinds kort Russula recondita, een herziene naam voor de onsmakelijke kamrussula.” De paddenstoelenwereld is voortdurend in beweging.