Haar debuutroman stond in de RD-boekentop 100 op de tiende plek. Voor auteur Monica Nieuwenhuijse-Thijsen is die notering een bevestiging van haar gevoel dat ze ”Een zeker man had een vijgenboom” móést schrijven.
Aan de rand van het lieflijke Waarde, op 300 meter afstand van de dijk die het dorp tegen het water van de Westerschelde beschermt, staat een royale vrijstaande woning. Het is het onderkomen van schrijfster Monica Nieuwenhuijse (54), haar man, de jongste twee van hun vijf kinderen en hun dolenthousiaste dalmatiër Prince. De drie romans die tot nog toe van haar hand verschenen, zijn hier geboren.
Waarom schreef u ”Een zeker man had een vijgenboom”?
„Ik wilde de vervolgde kerk graag dichter bij het christendom in Nederland brengen. Als bestuurslid van SDOK (Stichting de Ondergrondse Kerk, CK) heb ik het grote contrast gezien tussen de vervolgde kerk en christenen hier. De wereld verzaken, onze eigen natuur doden en in een nieuw leven wandelen; dat zag ik tijdens een bezoek aan Vietnam meer dan ik het ooit in Nederland heb aangetroffen. Dit verschil, het vuur daar en de lauwheid hier, dat wilde ik graag in een boek vangen.”
Hoe ging u te werk?
„Biddend. Het was steeds mijn gebed of dit boek tot Gods eer zou mogen zijn, en of Hij mij bij het schrijven wilde leiden.
Het was de opzet om alleen het verhaal van Johan te vertellen. Ik maakte een raamwerk waarin hij in aanraking kwam met de vervolgde kerk en tot geloof zou komen. Maar op den duur liep het schrijfproces vast. Ik kwam niet verder. Hoe moet het nu verder met Johan? Die vraag droeg ik steeds bij me.
Op een dag ging ik boodschappen doen, bij de Jumbo in Krabbendijke, maar mijn hoofd was steeds bij Johan. Voortdurend bad ik, met open ogen, of de Heere antwoord wilde geven op die vraag hoe het met hem verder moest. Toen ik mijn boodschappen in de auto had gezet en instapte, zei God tegen me: Johan gaat verloren.
Echt, het was alsof ik een doodstijding kreeg. Ik sloeg m’n hand voor mijn mond en kermde: „Ooh, nee!” Ik was helemaal van slag.”
Hoe wist u zeker dat dit echt van de Heere kwam?
„Die woorden kwamen, als antwoord op mijn gebed, met zo’n kracht in mijn hart. Ik wist: zo moet ik het gaan schrijven. De Heere zei verder: „Er zijn zo veel mensen die het Evangelie horen, maar ze gaan verloren omdat ze het verwerpen.” Dat voelde als een grote aanklacht. Ik heb erom gehuild.
Hierna kon ik weer verder met schrijven. Johan is zich tegen het Evangelie gaan afzetten. Er kwam een geleidelijke verharding.
Tijdens het verdere schrijfproces heb ik duidelijk de leiding van de Heere ervaren. Hij wilde dat dit boek er kwam. Dat het op nummer 10 staat, zie ik ook echt als een bevestiging daarvan.”
U begon dus met Johan; uiteindelijk kregen de verhalen van de Nigeriaanse christen Danjuma en Boko Haramstrijder Abdul ook een plek in het boek. Hoe kwam dat?
„Toen het verhaal van Johan klaar was, ben ik ermee naar een christelijke uitgever gegaan. Die wilde dat ik de afloop van het verhaal zou aanpassen. De redacteur vond het te beklemmend, te definitief. Maar ik kon daar niet in meegaan. Dan zou ik ongehoorzaam zijn aan God, want Hij had de afloop van het verhaal zo geleid.
Daarna ben ik naar Den Hertog gegaan. Daar begrepen ze mijn bedoeling, en adviseerden me ook het waargebeurde verhaal van Danjuma toe te voegen, om het contrast nog groter te maken. Later hoorde ik via een SDOK-medewerker het verhaal van Abdul. Zo ontstond in mijn hoofd een drieluik, met drie verhaallijnen naast elkaar. Juist in de scherpe tegenstelling tussen de verhalen uit Nigeria en het Nederlandse verhaal zit de kracht van het boek.”
Het boek verscheen drie jaar geleden. Hoe waren de reacties?
„Een van de mooiste reacties kwam van ds. M. Golverdingen. Hij was jarenlang onze predikant. Vlak voor hij overleed, heb ik hem mijn boek gegeven. Nadat hij het had gelezen, zei hij: „Monica, dit boek kan meer doen dan tien preken.”
Verder staan me vooral de reacties bij die ik via sociale media kreeg van voor mij onbekende mensen. Die zeiden: „Ik ben Johan. Bedankt dat je mijn ogen hiervoor hebt geopend.”
Johans, dat zijn mensen die naar de kerk gaan omdat het hoort, maar geen boodschap hebben aan het Evangelie. Met een bepaalde gelatenheid zeggen ze: God moet het doen. Ze leven netjes omdat het hoort. Maar met ijver de Zaligmaker zoeken, dat doen ze niet.”
Wat was uw eerste reactie toen u uw boek op de tiende plek van de RD-boekentop 100 zag staan?
„Ik hoorde het via Adriaan Bouwman (van uitgeverij Den Hertog, CK). Hij mailde: „Moet je nou eens kijken!” Ik was verwonderd en heel blij. Maar dacht ook meteen aan de woorden waar het boek mee opent: Soli Deo Gloria. Dit is niet mijn boek, maar Zijn boek. Ik was slechts slijk aan Zijn vingers. Ik ben heel dankbaar dat ik het mocht schrijven, maar de Heere komt alle eer toe.”
Drie jaar geleden gaf u in het Reformatorisch Dagblad aan ernaar uit te zien om Danjuma te ontmoeten. Is dat inmiddels gebeurd?
„Helaas nog niet, maar dat gaat misschien wel gebeuren. Heel bijzonder; ik ben in contact gekomen met de vrouw van ds. Ude uit Nigeria, predikant in een zustergemeente van de Gereformeerde Gemeenten. Zij is een Nederlandse. Ze had mijn boek gelezen en liet me weten het heel herkenbaar te vinden. „Wat je over Nigeria schrijft, klopt ook helemaal”, zei ze. Ik was heel blij om dat te horen, want wat ik over de situatie daar schreef, is allemaal gebaseerd op studie; ik ben er nog nooit geweest.
Ik bleef contact houden met ds. Ude en zijn vrouw. Onlangs hebben we elkaar ontmoet. Ze zijn momenteel namelijk in Nederland. Ds. Ude liet me weten dat hij het boek in het Engels wil laten vertalen, zodat leden van zijn gemeente het kunnen lezen. Die gemeente is onlangs voor het eerst aangevallen, door de islamitische Fulaniherders, en onder de leden heerst nu veel angst en ontreddering. Ds. Ude hoopt dat mijn boek helpt om ze voor te bereiden op wat nog komen gaat. Hij zei: „Wil je dan een keer met Danjuma naar onze gemeenten toe komen?” Wie weet komt het er eindelijk van. Ik hoop het van harte.”
Uw boek stond afgelopen maand centraal bij de RD-leesclub. Wat voor lezer bent u zelf?
„Lezen heb ik altijd graag gedaan. Eerst veel oppervlakkige lectuur. Toen de Heere in mijn leven kwam, is dat helemaal veranderd. Dan ben je hongerig en grijp je alleen maar naar boeken waardoor je Hem beter kunt leren kennen. Daarnaast lees ik de laatste tijd vanwege mijn werk ook literatuur die ik anders niet zo snel zou pakken; om de schrijfkunst bij andere auteurs af te kijken. Philippe Claudel vind ik bijvoorbeeld een heel goede schrijver.
Die literaire werken lees ik dus vooral zakelijk, maar van dat soort boeken kan ik wel genieten hoor. Even weg zijn in het verhaal: heerlijk!”
Wanneer leest u het liefst?
„Op zondag en tijdens vakanties. Dan heb ik er de tijd en rust voor. Rust is echt essentieel om te kunnen lezen. Dat is een heel vervelende bijkomstigheid van deze tijd, dat er zo veel is wat je hoofd onrustig maakt. Sociale media bijvoorbeeld. Al die kleine prikkeltjes die steeds maar afleiden; soms verplicht ik mezelf om alles weg te leggen en te gaan lezen.”
Is er nog een boek onderweg?
„Ja, in november verschijnt bij Royal Jongbloed ”Kom tot Mij”, een gezinsbijbel naar aanleiding van de Bijbelverhalen die ik voor BimBam schreef. Dat kinderblad heb ik 26 jaar geleden opgericht. Ik was er steeds nauw bij betrokken, in het begin als hoofdredacteur. Maar sinds maart dit jaar ben ik ermee gestopt. Ik had het te druk met andere dingen, en na al die jaren voelde ik: het is tijd dat ik mijn ‘kind’ loslaat.
De gezinsbijbel voelt als een kroon op het vele werk voor BimBam. Het was nog een hele klus; ieder verhaal moest herschreven worden. Na anderhalf jaar is het nu bijna klaar.”
Wat onderscheidt ”Kom tot Mij” van de vele andere kinderbijbels?
„Dat mogen lezers zelf gaan ontdekken, haha.
Nee, ik denk dat het niveau onderscheidend is. Het is meer een jongerenbijbel dan een kinderbijbel. Pubers kunnen er ook prima mee aan de slag. En bij elk verhaal staan vragen en opdrachten die aanzetten tot reflectie.
Net als bij ”Een zeker man had een vijgenboom” geldt ook voor dit project: wat het uitwerkt, moet ik aan de Heere overlaten. Een beetje zaaien, meer kan ik niet doen.”
Een zeker man had een vijgenboom, Monica Nieuwenhuijse-Thijsen; uitg. Den Hertog; 296 blz.; € 19,90