Ds. C. Harinck bezorgd over polarisatie in gereformeerde gezindte
Preken en schrijven, dat doet ds. C. Harinck (89), emeritus predikant in de Gereformeerde Gemeenten, graag. Maandag herdenkt hij dat hij zestig jaar geleden in het ambt van predikant werd bevestigd.
Ondanks de droge zomer ligt de voortuin van de vrijstaande bungalow van ds. Harinck in het Zeeuwse Kapelle er nog goed bij. De rozen zitten mooi in blad en staan fier rechtop. Tuinieren is een grote hobby van hem. „Ik ben opgegroeid in een tuindersgezin. Wat je daar meekrijgt, verleer je niet snel.”
Kandidaat Cor Harinck deed op 26 september 1962 intrede in Utrecht. „Een bijzondere dag, aangezien ik zonder God, Bijbel en kerk ben opgegroeid.” Het verlangen tot het predikantschap ontstond bij hem nadat hij onder een preek van ds. A. F. Honkoop „in Christus verlossing en vrede met God had gevonden. Dat maakte dat ik zo vol was van de liefde van God en de dierbaarheid van Jezus, dat ik daar over spreken moest met mijn ouders, broers, zus en vrienden. Mijn ouders wilden er niet van weten. Mijn broer Frans, met wie ik op een kamer sliep, wel. Hij luisterde ingespannen als ik erover vertelde. Hij is later ook predikant geworden.”
Bij het lezen van Jesaja 40:1 ervoer hij dat God tot hem sprak. „Ik was ondertussen gedoopt, ouderling geworden en getrouwd, maar dominee worden kon niet. Toch tobde ik er mee. Ik had geen vrede. Nadat ik eens catechisatie had gegeven, zei ds. Honkoop tegen mij: „Cor, hoelang zul je nog tegenstaan?” Toen heb ik me gewonnen gegeven en heb ik attest aangevraagd. In 1958 ben ik aangenomen.”
De jaren van zijn opleiding tot predikant waren voor de jonge student niet gemakkelijk. „Ik was een beetje spontaan, sprak over de Heere Jezus en de verzoening en vrede die ik had ontvangen. Andere studenten kenden de Bijbel beter, gebruikten bepaalde uitdrukkingen. Ze hadden het erover dat openbaring van Christus nog geen verlossing betekent en dat een mens gerechtvaardigd moet worden in de vierschaar der consciëntie. Dat verwarde me. Ik had er veel strijd mee.”
Harinck praatte erover met ds. Honkoop en die gaf hem boeken van Boston, Erskine en Brahé. „Daardoor werd voor mij bevestigd: Christus moet gepreekt worden en wat er in Hem te vinden is. Het geloof van zondaren rust op wat Christus heeft verworven in de heilsfeiten.”
Als beginnend predikant moest hij zijn weg vinden in het kerkelijke leven. „Ik preekte sterk de noodzaak om geborgen te zijn in Christus. Op pastorale bezoeken kreeg ik weleens de opmerking dat ik de standen niet zou preken of dat mensen bij mij wel heel snel gered zouden zijn. Gelukkig ging de kerkenraad van Utrecht daar heel pastoraal mee om.”Toen een man doopaangifte kwam doen en kritiek op mijn prediking uitte, zei ouderling Veenendaal, een godvrezende, wijze man: „Ik denk niet dat jij je kind kunt laten dopen, als jij het niet eens bent met de dominee. De man ging zwijgend weg.”
Wat kenmerkt uw prediking?
„Ik herken me in wat Paulus schrijft: „Ik heb me niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.” Van ds. Honkoop kreeg ik de verklaring van Psalm 89 van Jan Jakob Brahé. Die voorrede heeft mijn hart gestolen. Hij leert daar wat er gepreekt moet worden. Een volle en algenoegzame Zaligmaker voor verloren zondaren. Hij zegt ook dat Christus regelrecht tot zondaren moet worden gepredikt, zonder allerlei voorwaarden te stellen.”
Welke preek vergeet u niet meer?
„Mijn intredepreek in Dordrecht. Ik preekte toen uit Kolossenzen 3:11: „Christus is alles en in allen.” Zelden heb ik zo rijk gepreekt over Christus als toen. Het voelde alsof God bezit van mij nam.”
In hoeverre is uw prediking veranderd in zestig jaar?
„De eerste tien jaar preekte ik onder invloed van ds. Honkoop erg bevindelijk. Hij preekte sterk de noodzakelijkheid van het bloed en de genoegdoening van Christus. Alles daarbuiten was tekort. Zo beleefde ik dat ook. Later is mijn prediking meer bestudeerd geworden. Op veel terreinen van de theologie is mijn blik verruimd, vooral door het lezen in oudvaders en puriteinen. Deze schrijvers trokken mij zo aan dat mijn vrouw me weleens om half een ’s nachts moest roepen om naar bed te gaan. In de prediking citeer ik graag uit hun geschriften. Ook ben ik later meer gaan letten op welke boodschap een Schriftgedeelte heeft voor deze tijd.”
Wat was het mooiste moment uit uw ambtelijke loopbaan?
„De bevestiging van mijn zoon Wouter in de gemeente van Kapelle. Toen Wouter werd gedoopt, was mijn vrouw zeer ontroerd. Toen ds. Honkoop daar later naar vroeg, vertelde ze dat ze Wouter in Gods armen had gelegd. Hij zei toen: „Ik geloof dat God iets met dat kind voorheeft.” Tijdens de bevestigingsdienst werd dat bevestigd. Met veel vreugde en verwondering kijk ik daar op terug.”
Welk advies heeft u voor beginnende predikanten?
„Onderzoek, net als de mensen in Berea, dagelijks de Schriften. Er wordt zo veel wat van mensen afkomstig is, verkondigd, toets alles aan de Bijbel. Bestudeer de oudvaders, de reformatoren en de puriteinen. Word geen na-aper en naprater van anderen. Maak van je preek niet een beschouwing van de bekeringsweg, maar predik het Woord. Zoek niet je eigen eer. Heb je over voor smaad. En laat bij alles de liefde van Christus je dringen.”
U bent al bijna twintig jaar met emeritaat. Hoe ervaart u dat?
„Als een groot wonder. Ik kan soms niet begrijpen dat ik al zestig jaar preek en dat nog elke zondag kan en mag doen. Het is mijn verlangen dat de Heere daar alle eer van ontvangt. Ik ben zo veel aan de Heere verschuldigd. Als ik eraan denk wie Hij voor mij is geweest en wat ik daar tegenover heb gesteld. Het is onder de maat gebleven, er is veel tekort.
Van het gemeentewerk mis ik vooral het geven van catechisatie en de pastorale bezoeken. Wat ik niet mis zijn de vergaderingen en de kerkpolitiek. Die bezorgden mij veel stress. Gelukkig is nu de spanning eraf. Ik heb meer tijd voor studie en voor schrijven. Dat doe ik graag.”
U publiceert veel boeken. Wat drijft u daarin?
„Ik ben veel alleen. De kinderen komen wel, maar nog zijn de winterdagen lang. Het is dan fijn om bezig te zijn met een boek. In mijn werk als predikant kwam ik vragen tegen waar veel mensen mee worstelen. Daar heb ik antwoorden op gezocht en gevonden in de Schrift, bij de reformatoren en de puriteinen. Die wilde ik graag doorgeven. Om onder andere dwalingen in het kerkelijke leven te corrigeren. Dat is me niet altijd in dank afgenomen, maar dat geeft niet.”
Waar zou u nog graag over schrijven?
„Ik dacht dat mijn boek over belofte en zekerheid de laatste zou zijn, maar nu verschijnt er in september toch nog een boek. Het gaat om een uitleg bij de verhandeling over Gods goedheid van de Engelse puritein Stephen Charnock, die leefde van 1628 tot 1680. Al lezende bracht dit mij zo veel zegen dat ik dacht: daar moet ik wat mee doen. Verder ben ik al jaren bezig om een basale uitleg te schrijven over het christendom. Ik heb daar inmiddels veel informatie over verzameld. Ik denk dat we steeds meer teruggeworpen zullen worden op het fundament van het christendom.”
Hoe kijkt u aan tegen ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte?
„Met grote zorg. Het verval slaat overal toe. Men zoekt het in een nieuwe vorm van kerk-zijn of men houdt krampachtig vast aan het verleden en verheerlijkt dat. De eerlijke boodschap van Gods Woord ontbreekt te veel. Onder predikanten en in gemeenten ontstaat steeds meer polarisatie. Er is een stroming die, beducht voor misbruik, het vrije en bevrijdende Evangelie niet durft te prediken. En er is een stroming die dreigt te vergeten dat waar de zonde niet gekend wordt, Jezus niet wordt gezien. Beide kanten baren mij zorg.
Dankbaar ben ik voor het feit dat onze kerken nog elke zondag gevuld zijn met vooral jonge gezinnen en jonge mensen. De kerk gaat echter moeilijke tijden tegemoet. In de toekomst zou er wel eens vervolging kunnen komen van christenen. De maatschappij kan ons steeds minder verdragen. Laten we daarvoor niet bevreesd zijn. Daardoor zuivert de Heere Zijn kerk. Juist in verdrukking bloeit de kerk, leert de kerkgeschiedenis.”
Hoe ziet u uw eigen toekomst?
„De laatste jaren zijn niet gemakkelijk vanwege het gemis van mijn vrouw. Dat is nog steeds pijnlijk en voelbaar. Daar tegenover staat dat de Heere zeer nabij is. Ik weet me geborgen in Hem. Dikwijls verlang ik ernaar om het einde van de reis te bereiken en altijd bij de Heere te zijn. Bij tijden is die wens zo sterk dat mijn jongste zoon mij tot de orde riep: Pa, je hebt nog een taak op de aarde. Ik ben bereid om de loopbaan te lopen zolang ik nuttig mag zijn voor de Heere.”