Nederlandse Kerk Londen herdenkt Elizabeth II
Het overlijden van koningin Elizabeth II kreeg zondag alle aandacht in de Nederlandse Kerk Austin Friars in Londen. De voorganger bespeurde opmerkelijke overeenkomsten tussen de Nederlandse koningin Wilhelmina en de Britse vorstin, zeker ook in hun gedeelde godsvertrouwen.
Halverwege de preek richt ds. Bertjan van de Lagemaat van de Nederlandse Kerk in Londen de aandacht op een van de glas-in-loodramen in de kerk: het Wilhelminaraam. Het is een geschenk van de Vereniging van Engelandvaarders en herinnert aan de Tweede Wereldoorlog, toen Wilhelmina in Londen verbleef en hier ter kerke ging. Opmerkelijk is dat ze is afgebeeld in de gedaante van de profetes Anna, op het moment dat die zich samen met Simeon verwondert over de komst van het Kind Jezus.
Ds. Van de Lagemaat staat erbij stil naar aanleiding van de woorden van Simeon bij die gelegenheid: „Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede…” Die tekst heeft hij gekozen ter nagedachtenis aan koningin Elizabeth, samen met Psalm 23 – bekend als haar lievelingspsalm. De woorden van Simeon klonken ook kort na het overlijden van Elizabeth in de overdenking van de bisschop van Londen in St. Paul’s Cathedral.
Zowel Wilhelmina als Elizabeth II zijn dus in verband gebracht met het Bijbelgedeelte over Simeon en Hanna, merkt de voorganger op. Maar er zijn volgens hem meer parallellen: beiden stonden bekend om hun trouw en dienstvaardigheid aan hun volk, „maar ook, en misschien wel vooral, om hun geloof: om hun diepe godsvertrouwen.”
Koninklijke banden
En zo verknoopten de Nederlandse en de Engelse geschiedenis zich tijdens de dienst in Austin Friars. De ruimte aandacht voor het overlijden van Elizabeth II is een vorm van respect, maar ook een uiting van het feit dat de kerk vanouds een bijzondere band met het Britse koningshuis heeft. De kerk is in 1550 als vluchtelingengemeente ontstaan, onder bescherming van de Britse koning. Ze deelt –als enige andere kerkgemeenschap in Groot-Brittannië– in dezelfde rechten en plichten als de Church of England (de Anglicaanse Kerk) en de Church of Scotland.
Een van de uitvloeiselen ervan is ook dat de voorgangers onder koning Edward VI (1537-1553) de status van ”royal chaplain” kregen. Het houdt in de praktijk onder meer in dat de intrede van een nieuwe predikant in Austin Friars in een officiële brief aan Buckingham Palace wordt gemeld, waarop er een keurige brief terugkomt. Op de stola’s die ds. Van de Lagemaat draagt, staat bovendien het embleem van koning Edward VI. De positie van royal chaplain betekende ook dat de predikant al in een vroeg stadium geïnformeerd werd over het protocol voor de kerkelijke uitvaart van Elizabeth.
Rol van religie
Over de enorme betrokkenheid van de Britse bevolking bij het overlijden van de koningin kan ds. Van de Lagemaat zich ook na vijf jaar Groot-Brittannië nog verbazen. „Het is echt iets heel groots hier. Dat merken we bijvoorbeeld aan de aandacht op de basisschool van onze kinderen. We kregen als ouders een mail met tips hoe we met onze kinderen over het verlies konden spreken.”
Volgens de predikant passen dergelijke uitingen in de traditie van Groot-Brittannië. „Britten gaan anders met de geschiedenis en het koningshuis om dan Nederlanders.”
Daarbij past ook de grote rol van de kerk en religie bij nagenoeg alle officiële rouwuitingen. „Scheiding van kerk en staat bestaat hier niet. Geestelijken zijn op allerlei manieren betrokken bij het politieke leven. Ze lopen bijvoorbeeld mee in de optocht bij het begin van het parlementair jaar.”
Maar ook in het meer alledaagse leven is de kerk regelmatig present. „Bij de eerste gemeentelijke kerstviering die we als gezin in onze stad meemaakten, heb ik me erover verbaasd hoe religieus die gestempeld was. Plaatselijke voetbalspelers lazen het kerstevangelie voor, een geestelijke leidde het geheel. Niemand vindt dat hier gek. Ook de plaatselijke jaarmarkt wordt bijvoorbeeld geopend met gebed. Het zijn niet zozeer uitingen van religieuze betrokkenheid, maar het zit simpelweg ingebakken. Britten zijn zo met de rol van de kerk opgegroeid dat die voor hen een vanzelfsprekendheid is.”