Column: Mensenhopen
In Nederland zorgen halsbandparkieten en asielzoekers voor reuring. Beide zijn ecologisch te typeren als uit Afrika en Azië afkomstige ”invasieve exoten”. Dat zijn soorten die zich buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied vestigen en door hun aanwezigheid of hun groeiende aantallen tot problemen kunnen leiden.
Zulke nieuwkomers eisen leefruimte en leeftocht op, wat ten koste kan gaan van al aanwezige inheemse medeschepselen. Het leidt tot strijd en soms zelfs slachtoffers. Maar als ze een onbezette niche, een nog niet benutte positie, ontginnen, kunnen ze de biodiversiteit vergroten of de samenleving verrijken.
Halsbandparkieten concurreren met andere holenbroeders, maar alleen bij het opruimen van overgeschoten voedsel in lawaaiige stadsgebieden. Daarbuiten is hun broedsucces beperkt. Bij asielzoekers is een soortgelijk verspreidingspatroon zichtbaar: clusters bij grote steden, en veel activiteiten daar op het vlak van door autochtonen normaal niet gegeten voedsel. Het platteland is minder lucratief voor bijvoorbeeld een Afghaans restaurant: wat de boer niet kent dat eet hij niet. Buiten stadsgebieden is het lastiger leven voor vreemde vogels.
Natuurlijk zijn mensen niet gelijk te stellen aan dieren. Maar wij hebben wel overeenkomstige levensbehoeften: water en voedsel, leefruimte en woonplek, en veiligheid. Als bevolkingsaantallen groeien, kost het meer moeite om daarin te voorzien. Elk gebied heeft slechts een beperkte draagkracht. In tegenstelling tot dieren kan de mens met techniek de benutting van natuurlijke bronnen kunstmatig bevorderen en aanvullen via transport van elders. Maar aanvoer uit andere gebieden verkleint daar dan wel de beschikbaarheid. Zo ontstaan wereldwijd grote welvaartsverschillen tussen technologisch en logistiek sterke steden en plundergevoelig platteland. Als mensen de goederenstromen gaan volgen, komen ze vanzelf op de meest welvarende plekken uit. Dus ook bij ons.
Probleem is dat leefruimte niet kan worden aangevoerd als veel mensen zich er opeenhopen. Hoog en ondergronds bouwen is mogelijk, maar dan worden schone lucht, energie en veiligheid duur. Waar de bevolkingsdichtheid toeneemt, nemen woningprijzen en kosten voor levensonderhoud navenant toe, en neemt de vruchtbaarheid af. Een gezin stichten wordt onbetaalbaar. Zo’n financiële anticonceptie lijkt effectief: dan lost de overbevolking vanzelf op. Maar een hoog voorzieningenniveau is met een laag geboortecijfer niet te handhaven. Alle technische constructies en installaties vergen onderhoud, en een ouder wordende bevolking vereist meer gezondheidszorg. Personeelstekorten doemen op. Geschoolde immigranten kunnen dan tijdelijk soelaas bieden, maar ook die worden steeds schaarser. Want mensen die vluchten uit gebieden met slechte leefomstandigheden kregen vaak ook geen goed onderwijs. Zo zijn bijvoorbeeld vakkundig opgeleide Afghaanse vluchtelingen zeldzaam, en zeker voor de vrouwen onder hen zal dat vooreerst zo blijven. Zelfs als ze in Nederland komen, want ook hier degradeert het onderwijs, door de vele vacatures. Juist ook in de steden, want die worden te duur voor de burgers die alle voorzieningen in stand moeten houden. Stadslucht maakt niet vrij, maar ruikt naar tot slaaf gemaakten.
Regeringen worden niet populair als ze de populatie willen veranderen door zich direct te bemoeien met gezinsvorming. Maar overheden kunnen de bevolkingssamenstelling ook bijsturen door voorzieningen meer in balans te brengen met de natuurlijke draagkracht in een gebied. Daarbij moeten ze ook over grenzen kijken en investeren, in onder andere eerlijke handel en kennisuitwisseling. Er zal ook gesnoeid moeten worden: niet alle infrastructuur is op langere termijn onderhoudbaar. Dat betreft onder meer autowegen en openbaar-vervoersystemen. Er zijn niet te veel mensen maar te veel wensen. Burgers hebben belang bij realistische beleidskeuzes. Kortetermijnoplossingen, zoals meer opvangplekken maken en meer woningen bouwen, zijn symptoombestrijding. Net als een asielzoekersstop en inflatietegemoetkomingen. Voor langetermijnresultaten zullen de economische opbrengsten rechtvaardiger over alle bevolkingsgroepen moeten worden verdeeld. Dat bestrijdt scheefgroei. Kiezers moeten meer oog hebben voor demografie en minder oor voor demagogie. Als ze alleen maar groepsgewijze luid schreeuwend gesubsidieerd voedsel eisen, zijn het net zulke gelukszoekers als halsbandparkieten.
De auteur is adviserend ingenieur.