Weerwoord: Een Bijbel in de Bijbel
Is een voorkeur voor bepaalde Bijbelboeken toegestaan?
Maarten Luther weigert in april 1521 voor de keizer zijn standpunten te herroepen. Hij verklaart dat hij zich alleen „door de getuigenissen van de Schrift of duidelijke argumenten” van zijn ongelijk laat overtuigen. Op de reis terug naar Wittenberg wordt Luther, die nu vogelvrij is, door zijn keurvorst Frederik ‘ontvoerd’ en naar de Wartburg gebracht. Wat te doen tijdens zo’n gedwongen verblijf op een burcht? Hij begint met het schrijven van een prekenbundel en moet ook de Bijbelteksten waarover gepreekt wordt in het Duits vertalen. Hier rijpt het verlangen om heel de Bijbel beschikbaar te hebben voor mensen die het Latijn niet machtig zijn.
Vrienden in Wittenberg geven hem het laatste duwtje om de Schrift vanuit de grondtekst in het Duits te vertalen. In de winter van 1521-1522 vertaalt hij in elf weken het gehele Nieuwe Testament. In september komt het boek op de markt. Deze maand is het vijfhonderd jaar geleden dat niet minder dan zo’n 3000 exemplaren van de persen rollen. Afhankelijk van de uitvoering ligt de prijs tussen een halve en anderhalve goudgulden. Dat laatste bedrag moest je toen ook neertellen voor een paard! Er is zoveel vraag naar, dat in december een nieuwe oplage nodig is.
Wat valt op als we door het ”Septembertestament” bladeren? Op het titelblad ontbreekt de naam van Luther – in sierlijke letters staan er alleen de woorden ”Das neue Testament Deutsch. Wittenberg”. Bij een Bijbel horen voor ons versnummers. Die zoeken we tevergeefs, om de eenvoudige reden dat pas later in de zestiende eeuw de verdeling in verzen in zwang komt.
Bladeren we door naar het evangelie van Mattheüs, dan springt de sierlijke hoofdletter van hoofdstuk 1 in het oog. De echte verrassing volgt echter als we iets nauwkeuriger naar de linkerpagina ertegenover kijken.
Luther stond voor de vraag welke boeken hij tot het Nieuwe Testament moest rekenen. Algehele zekerheid ontbrak nog. In middeleeuwse handschriften kon je het zogenaamde ”Evangelie van Nicodemus” tegenkomen en een brief van Paulus ”Aan de Laodicenzen”. Zelf had Luther vragen bij de brief aan de Hebreeën, die van Jakobus en Judas en het boek Openbaring. Hij miste daar de dingen waar het in zijn ogen op aankwam. Wij zouden in de lijst van de 27 nieuwtestamentische boeken na Filemon Hebreeën verwachten. Luther heeft het anders aangepakt: van Mattheüs tot en met Filemon zijn de Bijbelboeken genummerd van 1 tot en met 23, daarna volgt een witregel en zonder nummer volgen Hebreeën, Jakobus, Judas en Openbaring.
Luther heeft een uitgesproken voorkeur: deze vier boeken vindt hij tekortschieten in „apostolische majesteitelijkheid” en niet te vergelijken met de brieven van Paulus. Johannes schrijft veel over Jezus’ woorden. „De andere drie evangelisten schrijven omgekeerd veel over zijn daden en weinig over Zijn woorden. Daarom is het Evangelie van Johannes het enige, mooie en juiste hoofdevangelie. Dit Evangelie staat hoger en gaat de andere drie ver, heel ver te boven. Evenzo staan de brieven van Paulus en Petrus hoger dan de drie evangeliën van Mattheüs, Marcus en Lucas. Kortom: het Evangelie van Johannes en zijn eerste brief, de brieven van Paulus, vooral die aan de Romeinen, de Galaten en aan Efeze, en de eerste brief van Petrus zijn de boeken die je werkelijk Christus laten zien.”
Luther doet uitspraken waarvoor wij zouden terugdeinzen. We moeten ze echter lezen in het licht van de moeilijk te vertalen woorden „was Christum treibet”. Luther klopt net zo lang op de woorden, waar hij ook leest in de Bijbel, totdat hij bij Christus uitkomt. Zo schrijft hij ook aan Erasmus: „Neem Christus weg uit de Schrift, wat blijft er dan nog over?” Een prachtige leidraad om met die vragen voor ogen alle 66 Bijbelboeken weer te lezen!
Bladeren we door tot het einde, dan volgt nog een verrassing. Het boek Openbaring blijkt geïllustreerd te zijn: elf paginagrote houtsneden uit de werkplaats van Lucas Cranach (deutschestextarchiv.de/book/show).
De auteur is bijzonder hoogleraar geschiedenis gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond aan de PThU in Amsterdam en predikant van de hervormde wijkgemeente Grote Kerk in Hilversum.