Cubaan snakt naar ouderwetse kop echte koffie maar die is amper nog te koop
De koffieproductie op Cuba is geen schim meer van wat ze vroeger was.
De Cubaanse Mireya Barrios geeft het grif toe: zonder haar dagelijkse kopje koffie wil het gewoon niet lukken. „Als ik geen koffie drink wil mijn lichaam gewoon niet mee en heb ik de hele dag hoofdpijn. Voor mij is koffie drinken bijna net zo belangrijk als eten”, zegt Barrios. Ze prijst zich gelukkig dat familieleden haar koffie toesturen uit het oosten van de eilandstaat, „waar de beste koffie wordt verbouwd.”
Nadat ze ’s ochtends eerste zelf een kopje koffie heeft genomen, gaat ze met een thermosfles in de oude stadswijk Centro Habana koffie verkopen. „Die koffiebar op straat is soms het ontbijt van degenen die naar hun werk gaan en niet thuis koffie drinken, ofwel omdat ze haast hebben, ofwel omdat er simpelweg geen koffie beschikbaar is vanwege de schaarste.”
De koffieproductie op Cuba zit in het slop. Het structureel noodlijdende Cuba kan de grondstoffen niet bekostigen, waaronder het papier voor verpakkingen. Daardoor ontstaan knelpunten in de koffiebevoorrading.
Nog geen schim
Daarnaast is ’s lands productie nog geen schim meer van wat ze vroeger was. Specialisten zien een reeks verklaringen achter de productiedaling: ziekten en plagen, de tropische cyclonen die Cuba regelmatig treffen, de effecten van klimaatverandering, ontvolking van landelijke en bergachtige gebieden en technologische veroudering.
De verkoop van koffie in de socialistische eilandstaat is grotendeels in handen van de overheid. Elke Cubaan heeft recht op zijn of haar pakje van 115 gram per maand.
Maar in tijden van schaarste grijpt de overheid terug op een ongewoon trucje om ervoor te zorgen dat er voor iedereen koffie is: hij wordt voor de helft met gebrande gemalen erwten –zogenoemde chícharos– vermengd. Die gesubsidieerde koffie is dus maar voor de helft koffie – heiligschennis in de ogen van koffiepuristen.
In interviews erkennen inwoners van enkele van de 168 Cubaanse gemeenten dat hun maandelijks koffierantsoen „nauwelijks genoeg is voor zeven à tien dagen, als je zuinig bent.” Daarom nemen koffiedrinkers hun toevlucht tot de zwarte markt voor hun dagelijkse dosis. Hetzelfde pakje van 115 gram, vaak vervreemd uit staatswinkels en overheidsinrichtingen, wordt er verkocht voor het equivalent van een halve dollar.
Cubita
Pure koffie, uit Cuba en het buitenland, is dan wel beschikbaar, maar onbetaalbaar voor de meeste gezinnen die lonen uitbetaald krijgen in de gedevalueerde Cubaanse peso. Een kilo van het nationale merk Cubita kost bijvoorbeeld zo’n 15 dollar in een land met een gemiddeld maandsalaris van 32 dollar. Doorsnee Cubanen zijn helaas op de bijzondere erwtenmix toegewezen.
Koffie arriveerde in 1748 op Cuba en de productie ervan kreeg een sterke impuls na de Haïtiaanse revolutie (1791-1804), met de komst van Frans-Haïtiaanse kolonisten die zich vestigden in de bergachtige gebieden in het oosten van Cuba waar ze koffieplantages stichtten. De ruïnes van die plantages werden in 2000 door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed.
Gedurende een deel van de 19e eeuw was de eilandstaat de belangrijkste koffieleverancier van Europa. De uitvoer bereikt een hoogtepunt met de oogst van 1961-1962, met 60.300 ton. Daarop volgde een lange neergang; momenteel wordt er niet meer dan 10.000 ton per jaar geproduceerd.
Met een vraag van 24.000 ton per jaar moet de ooit zo belangrijke koffie-exporteur nu uit andere landen invoeren, hoewel er onvoldoende middelen zijn om aan de vraag te voldoen.
Uit het slop
Cuba heeft echter plannen om de koffiesector uit het slop te halen. De overheid wil de koffieteelt stimuleren in gebieden waar die tot dusver niet voorkwam. Ongeveer 90 procent van de nationale koffieproductie is afkomstig uit de bergen van de vier meest oostelijke provincies: Holguín, Granma, Santiago de Cuba en Guantánamo, waar de hoogste kwaliteit variëteiten worden verbouwd, vanwege de traditie en hun gunstige microklimaat.
Sinds 2014 is de Cubaanse regering echter begonnen met het zoeken naar mogelijke plantages in meer vlakke gebieden, en zijn er trainingen en technisch advies verstrekt voor nieuwe koffietelers. „Vroeger werd gezegd dat hier geen koffie kon worden verbouwd, en vandaag hebben we zo’n tweeduizend planten op slechts een halve hectare”, zegt teler Juan Miguel Fleitas van een familieboerderij in de gemeente Guanabacoa.
Vietnamese koffie
De farm beheert zowel privé-eigendommen als staatsgronden waarover de socialistische regering vruchtgebruik verleent. „We werken aan de introductie van Vietnamese koffie. Die geeft goede opbrengsten, met grotere granen”, zegt Jorge Luis Gutiérrez, hoofd van productie op de boerderij.
In de jaren zeventig leerden Cubaanse specialisten collega’s uit Vietnam, dat toen in een oorlog met de VS verwikkeld was, om koffie te kweken. Vandaag is de Aziatische natie de tweede grootste koffie-exporteur ter wereld en adviseert ze het Caribische eiland om Robusta-koffieplanten met hogere opbrengsten te kweken.
Tot nu toe is er 1200 hectare Robusta aangeplant, nog eens 700 hectare is in voorbereiding en het is de bedoeling om tegen 2030 meer dan 4000 ton te oogsten. Tegen die datum wil de Cubaanse overheid opnieuw 30.000 ton oogsten, het driedubbele van de huidige productie.
Biokoffie
Producent Esperanza González verbouwt biokoffie zonder gebruik te maken van chemicaliën of herbiciden. Ze gebruikt regenwormhumus, veel organisch materiaal en kippen die de grond helpen bemesten met uitwerpselen.
González kreeg in 2017 een boerderij in de stad Santa Amelia in vruchtgebruik, die ze omdoopte tot Doña Esperanza. Sinds 2008 draagt de Cubaanse regering grond in vruchtgebruik over om onproductieve grond te redden en de voedselproductie aan te moedigen.
Zo’n beleid sluit aan bij plannen om de voedselzekerheid te versterken, in een land dat voor 70 procent afhankelijk is van voedselinvoer. Maar door de stijgende prijzen op de wereldmarkt ontstaan op Cuba onvervulde behoeften en tekorten.
Met de oogst van 2022 streeft González naar „een lokaal kwaliteitsproduct verpakt onder ons eigen merk.” De vrouw hoopt dat Doña Esperanza beetje bij beetje een koffieboerderij in de vlaktes kan worden, met grotere productievolumes van exportkwaliteit en voor nationale consumptie, „wat zo hard nodig is.”