Opinie

Prediking gericht vervlochten met verkondiging genade

Mogelijk wordt de notie van het gericht in de prediking al meer verzacht of verzwegen, of op on-Bijbelse wijze aan de orde gesteld. Daarom de belangrijke vraag: welke plaats moet het gericht van God daarin krijgen?

Ds. M. Goudriaan
30 August 2022 13:11
„Waar krijgt het Evangelie zijn volle glans? Tegen de donkere achtergrond van het meer dan verdiende gericht van God.” beeld iStock
„Waar krijgt het Evangelie zijn volle glans? Tegen de donkere achtergrond van het meer dan verdiende gericht van God.” beeld iStock

Wanneer we aan de Bijbelse ernst van het gericht van God recht willen doen, krijgen we de wind vaak erg tegen. Een God Die toornt, is voor velen een volstrekte onmogelijkheid. Hij is voor hen een God van alleen liefde. Maar zou Hij echt de schuldige niet voor onschuldig houden?

Waar denken we aan bij dat gericht? In ieder geval aan het grote eindgericht op de jongste dag, dat God in handen legt van Zijn eeuwige Zoon. Het gericht is daartoe echter niet beperkt. Als Paulus in Romeinen 1 de situatie van het heidendom schildert, spreekt hij over de toorn van God die van de hemel geopenbaard wordt over alle goddeloosheid van de mensen. Dat betreft dan niet alleen de toekomst. De schrijver van de Hebreeënbrief verzekert ons dat God een verterend vuur ís (niet: zal zijn). Soms wordt het richten van God op een heel bijzondere wijze duidelijk, bijvoorbeeld wanneer de profeet Elia tegenover de Baälpriesters staat.

Augustinus maakte een rake
opmerking: „Als niet één zonde hier gestraft zou worden, zou er geen geloof zijn in Gods voorzienigheid. Zou iedere zonde direct gestraft worden, dan zouden we denken dat er geen eindoordeel is.”

Sleutels Koninkrijk

We kennen de opvatting dat in het Oude Testament die harde, strenge uitspraken staan, maar dat in het Nieuwe Testament, in het licht van de Zaligmaker, die scherpe woorden verbleken. Maar dat klopt niet. Niemand heeft zo duidelijk en onomwonden over het gericht van God en over de hel gesproken als de grote Profeet. En de Hebreeënbrief leert: als in de oude bedeling mensen zo zwaar geslagen zijn na ongehoorzaamheid, dan is de straf na het verwerpen van de Zoon des te heviger.

Zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus houdt ons voor dat in de Bijbelse prediking de sleutels van het Koninkrijk gehanteerd worden. De deur wordt voor de een geopend, voor de ander gesloten. Vandaag! Dat betekent trouwens ook dat we niet gauw te groot van de prediking kunnen denken.

In het huidige geestelijke klimaat is voor velen de gedachte aan een toornend God niet te verdragen. Ook rijst meermalen de vraag: Kun je mensen winnen voor het Evangelie als je ook over het gericht spreekt? Veelzeggend is dat Paulus op de Areopagus zeer rekent met zijn omgeving, maar nergens het gericht inruilt. In de preken van
Johannes de Doper heeft het gericht van God alles te maken met de boodschap van Gods genade. Is dat niet steeds het geval in het Nieuwe Testament?

Heiliging

Een ander facet dat aanzet tot de prediking van het gericht is de heiliging van de Christgelovigen. De Bijbel maakt onderscheid tussen de gelovige die dertigvoudige vrucht draagt en de gelovige met een honderdvoudige vrucht. Paulus maakt verschil tussen een christen die met goud en zilver bouwt en een christen die met hooi en stoppelen aan zijn huis werkt.

Het is dat de Catechismus ons dwingt om over ”loon” (”genadeloon”) te spreken, anders zou deze notie niet of nauwelijks naar voren komen. Genadeloon wil aanzetten tot heiliging, tot een leven dat is gericht op de grote toekomst van Christus. Tot een aanhoudend vragen: Heere, wat is Uw weg, wat is Uw wil?

Preken over het gericht vraagt om Bijbelse evenwichtigheid. Bekend zijn de voorbeelden van boetepredikers uit de late middeleeuwen die onmiskenbaar uit waren op het bang maken van hun hoorders. Prof. dr. A. Baars wijst in dit verband ook op sommige
opwekkingspredikers in de
Angelsaksische wereld die wel een bepaalde angst wisten op te roepen, maar bij wie het nog maar de vraag was of ze echt vrucht zagen. Angst is nog geen bekering.

Elia, Jeremia, Paulus en andere profeten en apostelen werden zelf aangegrepen door het woord dat ze moesten brengen. Met knikkende knieën en een bewogen hart hebben ze gestaan voor de levende God. Robert Murray M’Cheyne vroeg aan zijn vriend Andrew Bonar waarover hij ’s zondags gepreekt had. Bonar antwoordde: „Over de hel.” Waarna M’Cheyne direct de vraag stelde: „Heeft dat je tranen gekost?”

Oproep tot bekering

Met de prediking van het gericht is in de Bijbel de oproep tot bekering vervlochten. Ze zijn niet van elkaar los te maken. Paulus schrijft in 2 Korinthe 5 dat hij de schrik des Heeren kent en juist daarom de mensen tot geloof beweegt. De werkelijkheid van Gods gericht gaat hand in hand met de klemmende oproep tot bekering, het bewegen tot geloof.

Van Genesis (zondvloed) tot Openbaring (verbijsterende gerichten) klinkt het roepen van God tot terugkeer en bekering. Het is om sprakeloos van te worden als je dan leest: „En zij bekeerden zich niet.” Wat zei Jezus? „Het zal zijn als in de dagen van Noach…” Als predikanten hebben we meer onder de indruk van zulke woorden te zijn dan onder de indruk van de geest van de tijd.

Volle glans

Op Bijbelse wijze het gericht preken, doelt onder andere op twee dingen: dat we van God uitgaan én christocentrisch zijn. Aan de Christus der Schriften geeft God het gericht over. Vandaag dient deze Redder en Rechter Zich bij ons aan als de Zaligmaker van zondaren. Wie gezant is van Hem heeft van Zijnentwege te smeken: Laat u met God verzoenen!

De prediking van het gericht van Johannes de Doper staat zeer duidelijk in het kader van zijn boodschap van de Christus. „Die na mij komt, is sterker dan ik… Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.” Maar er is ook een „wan in Zijn hand… Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren.” Bij Paulus en de andere apostelen is het niet anders.

Waar krijgt het Evangelie zijn volle glans? Tegen de donkere achtergrond van het meer dan verdiende gericht van God. Waar het gericht verdwijnt, wordt het Evangelie slap en smakeloos.

Zeer troostvol

Voor wie tot Christus’ eigendom zijn gemaakt, zijn al Zijn werken tot troost. Ook Zijn wederkomen en Zijn gericht. Hoe ontzagwekkend de gerichten van God ook kunnen zijn (en het is net of we er de laatste tijd al meer van zien en gevoelen), Christus voert de Zijnen dwars daardoorheen naar de overwinning. Art. 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt dat het oordeel verschrikkelijk is voor de goddelozen, maar zeer wenselijk en troostvol voor de vromen en uitverkorenen. Het gericht houdt ook ”recht doen” in.

De auteur is hervormd emeritus predikant. Dit artikel bevat enkele aspecten van de lezing die hij op 30 augustus hield tijdens de Haamstedeconferentie in Elspeet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer