Frankrijks grooste natuurpark: onbekend maakt bemind
Al het mooie dat de natuur te bieden heeft, komt samen in de Vercors, een van de grootste regionale natuurparken van Frankrijk: dreigende, honderden meters hoge kliffen, snelstromende riviertjes, glooiende bergweiden, valleien vol bloemen en eindeloze naald- en loofbossen. Dus: de paden op, de lanen in.
Na het treinstation van Voiron zijn door het raam in de verte de eerste steile kliffen te zien. Ze lijken recht omhoog uit de aarde te zijn gerezen: de eerste blik op de Vercors is meteen al intimiderend mooi. Maar bij het naderen van Grenoble doemen overál om ons heen bergen op. Links de Chartreuse, net als de Vercors behorend tot de Voor-Alpen en, recht voor ons in de verte, de besneeuwde reuzen van de Alpen zelf.
”Aan het eind van elke straat, een berg”, vatte de Franse schrijver Stendhal in de 19de eeuw Grenoble samen. En het is nog stééds waar, zelfs nu de stad met 450 duizend inwoners tot de grootste van de Alpen is uitgegroeid. Om het even in welke richting je kijkt, het uitzicht kan zo op een ansichtkaart. De besloten ligging heeft maar één groot nadeel: ’s zomers is het in Grenoble, zonder een zuchtje wind, vaak bloedheet. En het zijn de kliffen en de pieken van de Vercors die, als een enorme fortmuur, het dichtst tegen de stad aan staan. Een waar bastion, waar je graag je toevlucht zoekt tijdens de zoveelste hittegolf.
Er zijn Grenoblois –zoals de inwoners worden genoemd– die op hun vrije dag vanuit het centrum naar boven klauteren om ’s avonds weer af te dalen. Zo verruilen ze het rumoer van de stad in een paar uur flink klimmen voor een weidse, verfrissende dag in de natuur op grote hoogte.
Een andere wereld
Uiteraard gaat er ook een autoweg het bergmassief op en binnen een half uur klimt ons busje vanuit de stad via een heel aantal scherpe haarspeldbochten naar de westkant van de Vercors. Daar is een stop in het pittoreske dorp Pont-en-Royans een must. Een eeuwenoude klokkentoren (tour de l’horloge), een 16deeeuws kerkje en smalle kruip-door-sluip-doorstraatjes met popperige middeleeuwse huisjes vormen de hoofdmoot.
Soorten bubbels
Richting het riviertje de Bourne passeer je het dominant aanwezige Watermuseum. Tijdens een heuse waterproeverij wordt verteld dat de bron van het dorp al jaren is opgedroogd. Maar waarom dan juist hier een museum?
Ongetwijfeld is het interessant te leren dat het ene water het andere niet is, dat ze elk door een andere natuurlijke samenstelling verschillend smaken, met verschillende soorten bubbeltjes. Maar het heeft niet zo veel met Port-en-Royans en de Vercors te maken. Dan maar liever de trap naast het museum af, waar je via het bruggetje het riviertje de Bourne oversteekt. Volg de stroom langs onder een waterval aangelegde bekkens – waar dorpsbewoners op warme dagen samenscholen voor afkoeling – en kijk naar links. Voilà, ziehier dé blikvanger van Pont-en-Royans: les maisons suspendues. Bovenop het randje van de klif staat een rij pastelkleurige huizen, waarvan de erkers vervaarlijk hoog boven het water hangen. Ze werden in de 17de eeuw gebouwd en de úitstekende delen maakten het eenvoudig om water uit de rivier te takelen en, omgekeerd, van afvalwater af te komen. De nog altijd bewoonde huizen zijn ongetwijfeld de meest gefotografeerde van de wijde omtrek. Onwillekeurig stel je jezelf voor in zo’n bungelende woning. Vooral de op minstens tien meter hoogte, scheef hangende, houten balkons ogen alsof ze hun beste dagen hebben gehad.
Gorges de la Bourne
Een smalle doorgang tussen honderden meters hoge rotsen, pal naast de hangende huizen van Pont-en-Royans opent de weg naar de kloof van de Bourne. Of je nu per auto door de 24 kilometer lange, gapende spleet kronkelt of er van bovenaf op neerkijkt, het is beide even indrukwekkend. In het laatste geval vergt het wel de nodige lichamelijke inspanning. We vertrekken vanuit het muisstille dorp Rencurel. Hier lóópt de tijd niet, laat staan dat het vliegt. Nee, het verstrijkt. Of beter nog: het lijkt niet te bestaan.
Toch heeft deze oase van rust van met hoge pieken en kliffen omgeven vallei en oneindige bossen een turbulente periode gekend. Het natuurlijke fort ter grootte van ongeveer 6 keer het Nationaal Park de Hoge Veluwe, was in de Tweede Wereldoorlog was Rencurel dan ook een belangrijk toevluchtsoord en uitvalsbasis voor het Franse verzet tegen de nazi’s. Dat liep in 1944 uit op hevige bombardementen en gevechten in het natuurgebied door de Duitsers.
Honderden verzetsstrijders werden opgepakt en gedood, maar er waren er ook die zich in de bossen wisten schuil te houden. Een museum in Vassieux-en-Vercors, vlakbij Rencurel, vertelt het hele verhaal van deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis van het massief – en de wereld.
Sputterende kuiten
De wandeling vanuit Rencurel gaat door een groot bos, dat regelmatig wordt onderbroken door alpenweiden vol paardenbloemen, vergeet-me-nietjes en andere kleurige bloemensoorten; en een enkel gehuchtje. Het pad loopt gelijkmatig omhoog, richting de top van de eerste klif. De uitzichten worden steeds weidser. De kuiten sputteren na 2 uur buffelen wat tegen en het zweet druppelt, ondanks de schaduw en de hoogte, langs voorhoofd en rug. Maar de lunchplek is dichtbij en daar aangekomen, wordt meteen duidelijk waarom deze Belvédère du Ranc voor veel wandelaars een doel op zich is.
Hoe anders dan adembenemend kun je dit uitzicht over de kloof van de Bourne en, wat je hoopt op 1100 meter hoogte, de besneeuwde toppen van de westelijke Alpen, beschrijven? De natuur toont zich hier voor onze ogen op z’n krachtigst. Uit de vele spleten en op de smalste richels op de honderden meters hoge kalkstenen rotswanden groeien planten en zelfs bomen. Zich niet storend aan de duizelingwekkende plek waar ze zijn ontkiemd.
Visueel spektakel
Een wandeling in de Vercors staat gelijk aan een complete work-out. En vaak meerdere in een keer. Zoals de klim die in Les Clots, op ruim 1200 meter hoogte, begint, en op precies 1766 meter hoogte en 10 kilometer verder, op de Col de Vert, eindigt. En daartussenin is het sportief zweten en genieten van een geweldige schoonheid. Aan de bloemenpracht lijkt geen einde te komen: de diepblauwe kelken van de gentiaan, paarse orchideeën, oceanen van paardenbloemen, felgele sleutel- en pastelpaarse kogelbloemen, achter elke bocht of rots wacht weer een nieuw, visueel spektakel.
Rotsen resten
In het bos onder ons horen we een koekoek. Intussen gaat het pad steeds steiler omhoog, en dus worden de stappen kleiner en de pauzes langer. Bomen groeien op deze hoogte niet meer, alleen rotsen resten. Dan is er toch ineens de top, waar we de eerste 10 minuten staan uit te hijgen: de Col de Vert. We staan nu op de steile ‘fortmuur’ die we vanuit Grenoble zagen. De buitenrand van de Vercors. Dit was voor vandaag letterlijk het hoogst haalbare; en we hébben het gehaald. Alles hierna lijkt een makkie.
Als we uren later middenin Grenoble staan, kijken we omhoog en scannen de pieken. Een van die rotsen is de Col de Vert. ‘Onze’ top. Een tram rijdt voorbij, mensen zitten op terrassen en lopen winkels in en uit. We missen de serene stilte daarboven nu al.