Het bloedbad waarbij Parijse burgers hun buren vermoordden
Met zijn boek ”Tous ceux qui tombent” (”Allen die vallen”) keert de Franse historicus Jérémie Foa zijn rug naar het Louvre en doorzoekt hij de wijken en straten van Parijs. Wat gebeurde daar eigenlijk in die Bartholomeüsnacht? Wie waren nu precies de moordenaars en wat weten we over de slachtoffers?
Jérémie Foa heeft net een jaar in Princeton achter de rug. Hij werkte er aan het prestigieuze Institute for Advanced Study. De verhuizing naar Frankrijk is aanstaande en bij wijze van afscheid maakt Foa een tocht door een van Amerika’s nationale parken. Tussen de bedrijven door formuleert hij zijn –uitgebreide– antwoorden. Het is duidelijk dat Foa, mede door zijn jarenlange verblijf in de archieven, heel goed op de hoogte is van wat er gebeurde tijdens de Bartholomeüsnacht, in de jaren ervoor en die erna.
De Bartholomeüsnacht heeft misschien evenveel inkt als bloed doen vloeien, schreef de historicus Henri Hauser in de vorige eeuw. Welke ijkpunten zijn er aan te wijzen in de geschiedschrijving van deze nacht?
„Al in de 16e en 17e eeuw hebben geschiedschrijvers van zowel rooms-katholieke als protestantse huize zich ermee beziggehouden. Voor protestanten, zoals Simon Goulart of Agrippa d’Aubigné, was het belangrijk om het martelaarschap van de slachtoffers te benoemen: zij waren niet tevergeefs gestorven. Katholieke geschiedschrijvers benadrukten juist dat religie geen rol speelde in het bloedbad. Om de schijnwerper van de godsdienst af te wenden, vestigden zij de aandacht op de rol van nietsontziende ambities, intriges aan het hof en diplomatieke belangen. In de 18e eeuw, de eeuw van de Verlichting, wordt het bloedbad ingezet in de strijd van de Rede tegen het fanatisme. Voltaire wilde aantonen dat irrationalisme, religieus fanatisme, maar ook autoritair koningschap vreselijke gevolgen konden hebben. In de 19e eeuw zien historici en dan met name de invloedrijke Jules Michelet de massamoord ook in de eerste plaats als een van de uitwassen van religie en monarchie.
In de 20e eeuw is er aanvankelijk beduidend minder aandacht voor de Bartholomeüsnacht, totdat Denis Crouzet in 1991 zijn studie ”Les guerriers de Dieu” publiceert. Crouzet is trouwens een achterkleinzoon van Hauser. In dat baanbrekende werk wijst hij juist weer op de dominante rol van religieuze overtuigingen die ten grondslag liggen aan het bloedbad. Om iets te noemen, er leefde onder de katholieken in de 16e eeuw grote angst voor het eind der tijden. Crouzet is vandaag de dag de meest invloedrijke historicus op dit thema, maar vlak ook het werk van de Amerikaanse historica Barbara Diefendorf, die de rol van de Parijse milities onderzocht, niet uit.”
Uw boek legt er de nadruk op dat het moorden in de wijken van de stad, tussen buren onderling, plaatsvond, terwijl wij op school leerden dat voor het huwelijk van Henri van Navarra en Marguerite van Valois duizenden protestantse edelen naar Parijs werden gelokt en zo jammerlijk in de val liepen. Is dat niet waar?
„Nee, dat is niet waar. De opzet van de bruiloft was niet om protestanten naar de stad te lokken. De Bartholomeüsnacht is niet ”prémédité” (gepland), maar wel ”préparé” (voorbereid), zoals ik in mijn boek met veel voorbeelden aantoon. De schoolboeken hebben lange tijd getendeerd naar een geschiedenis van de groten van deze wereld. Er was veel aandacht voor het Franse hof –Karel IX en zijn moeder Catharina– en voor de protestantse adel: De Coligny, La Rochfoucault. Die aandacht maskeerde het feit dat het vooral de burgers van Parijs waren die vermoord werden door andere burgers van Parijs, door hun eigen buren om zo te zeggen.”
In het Nederlands kennen we de term ”Bloedbruiloft”. Er is altijd een sterk verband gelegd tussen de bruiloft en het bloedbad. Is dat verband er dan helemaal niet?
„Het is zeker zo dat dit huwelijk de gemoederen van met name de radicale katholieken in Parijs verhit heeft. Parijs was een heel katholieke stad, het protestantisme had er nooit enig bestaansrecht gehad. In de andere grote steden hadden de hugenoten kerken, maar in Parijs niet. Het huwelijk plaatste opeens de schijnwerper op de protestanten, die tot dan toe redelijk onzichtbaar waren in de hoofdstad. Het is ook zo dat De Coligny in de stad was voor de bruiloft en dat de aanslag op hem de moordpartij heeft ontketend.”
Hoe moeten we de intense afkeer van de protestanten richting Catharina de’ Medici verklaren?
„Haar rol in het ontstaan van het bloedbad is lange tijd overschat. Onder anderen Crouzet heeft aangetoond dat zij vooral bezig was met het op gang brengen van een dialoog tussen rooms en protestants. Maar haar pogingen om vrede te bewerkstelligen zijn volledig overschaduwd door wat er daarna gebeurde in de Bartholomeüsnacht. De hugenoten wezen met hun vinger naar Catharina, zij zou het bloedbad hebben aangesticht. Inmiddels hebben vele historici andere verantwoordelijken dan de koningin-moeder naar voren geschoven. Maar het beeld is hardnekkig gebleken.”
Er wordt wel gezegd dat de rooms-katholieken zich bedreigd voelden door de aanwezigheid van zo veel hugenoten in de stad. Er waren geruchten van een complot tegen de koning en van een leger rond Parijs. Dit zou dan enig begrip moeten kweken voor het geweld dat losbarstte in de nacht van 23 augustus.
„Het is waar dat vooral de fanatieke katholieken zich bedreigd voelden. En er waren inderdaad allerlei geruchten, bijvoorbeeld dat hugenoten de wapens zouden grijpen. Dat ze de Fransen zouden dwingen om de protestanten in de Nederlanden te hulp te schieten in hun strijd tegen Filips II. De grootste dreiging die de katholieken ervoeren had echter te maken met hun zielenheil: het samenleven met ketters aan hun zijde zou hun zaligheid in gevaar brengen. Dat werd hen ook door hun predikers voorgehouden.”
”Allen die vallen” is de titel van uw boek. Waarom deze titel?
„Het is een zinssnede uit een psalm, Psalm 145:14: „De Heere ondersteunt allen die vallen.” Ik had het idee om onderzoek te doen naar zowel de beulen, die vallen in het kwaad, in geweld en immoreel gedrag; als naar hun slachtoffers, die ook vallen, in de handen van hun vijanden, in de Seine, in de dood. Ook is er een verwijzing naar een werk van Samuel Beckett, een auteur die ik graag lees.”
Inmiddels kreeg u in Frankrijk een prijs uitgereikt, de ”prix de la contre-allée”. Wat is er vernieuwend aan uw studie?
„Ik heb geprobeerd aan te tonen dat de Bartholomeüsnacht niet gepland, maar wel degelijk voorbereid is. Ik wilde het plotselinge karakter van de slachting terzijde schuiven en mij focussen op de jaren ervoor, toen die voorbereid is. Welke kennis en vaardigheden moesten de moordenaars verwerven? Hoe wisten zij de namen van de hugenoten en de adressen waar ze woonden? Hoe konden zij hun buren aangeven en in de gevangenis laten gooien? Dat alles gebeurt niet van de ene op de andere dag. De originaliteit van mijn werk schuilt hierin dat ik laat zien hoe het komt dat de moordenaars zich tijdens die nacht gedroegen zoals ze zich gedroegen. De ”habitus” van de daders zet ik tegenover de ”habitus” van de slachtoffers. Doordat ze al jaren vervolgd, door hun buren lastiggevallen en in de gevangenis gegooid werden, was er een bepaalde gewenning opgetreden, zodat zij het bloedbad niet zagen aankomen. Ze dachten dat het iets was waar ze dagelijks mee te maken hadden, dat ze wellicht weer in de gevangenis zouden belanden en daarna weer vrijgelaten worden, maar dat was natuurlijk niet aan de orde in die nacht.”
U heeft jarenlang onderzoek gedaan in archieven. Wat motiveerde u om die zo minutieus te onderzoeken?
„Ik wilde uit wereld van de ideeën, de boeken en alle gedrukte verklaringen stappen, waarin het vooral gaat over de intellectuele elite in de zestiende eeuw, en in het gewone leven van de mensen stappen. Hiervoor heb ik mij ondergedompeld in voornamelijk de notariële archieven, maar bijvoorbeeld ook in de archieven van de conciergerie, de Parijse gevangenis. In die archieven lees je de interactie tussen de toekomstige slachtoffers en de moordenaars in spe en dan ga je begrijpen hoe de Bartholomeüsnacht allengs, stap voor stap, mogelijk is gemaakt. Ik wilde ook een geschiedenis van de eenvoudigen schrijven, van kleine levens verpletterd in die nacht. Ik moest uit de wereld van de boeken stappen die vooral focust op de kleine bovenlaag van de bevolking.”
Als we alleen kijken naar de notariële archieven van het jaar 1572, wat valt dan op?
„Als je die duizenden papieren doorneemt, dan valt het meest op dat het gewone leven doorgaat alsof er niets aan de hand is. Of het nu gaat over 25 augustus in Parijs of 1 september in Lyon, de katholieken zetten, tenminste in de archieven, hun gewone leven voort. Ze kopen goederen, ze trouwen, ze melden hun kinderen aan bij leermeesters, ze betalen hun huur. Dit vasthouden aan routines op een dieptepunt in de geschiedenis heeft mij erg beziggehouden. Hoe moet je dat verklaren? Wat betekent het om je leven te leven terwijl je buren vermoord worden? Is dat egoïsme, onverschilligheid of juist een manier om weg te blijven bij dit bloedbad, om niet ook een moordenaar te worden? Ik heb deze hypothese ontwikkeld, maar het is een veronderstelling, dat we met deze volharding in het alledaagse leven een aanwijzing hebben dat de grote meerderheid van de inwoners van Parijs, of Lyon, of Bordeaux niet aan de massamoord heeft meegedaan. De meeste Fransen, al zijn ze de hugenoten niet te hulp gekomen en hebben ze misschien hun dood niet betreurd, hebben zich afzijdig gehouden.
Met het materiaal uit de archieven heb ik ook willen aantonen dat er een schakering van houdingen ten opzichte van het bloedbad mogelijk was: bezielde deelname (door de moordenaars), maar ook vormen van verzet en weigering en het redden van hugenoten. Er waren plunderaars en mensen die een graantje meepikten. Mensen die hun diepe afkeer van de gebeurtenissen niet uitspraken en anderen die heimelijke vreugde koesterden. Kortom, de scheiding tussen daders en slachtoffers is niet heel scherp te trekken, er is een geleidelijke degradatie van gedragingen waar te nemen.”
Er was dus ook verzet tegen de massamoord en er waren mensen die probeerden om hugenoten te redden. Kunt u daar wat meer over zeggen?
„Ja, er zijn meerdere voorbeelden te noemen van katholieken die hugenoten verborgen. Charlotte Duplessis-Mornay bijvoorbeeld vond een schuilplaats bij een zekere Tambonneau, die tientallen protestanten gered heeft. Geoffroy Lafayette, hoofd van een school, verborg Sully, de latere minister van Hendrik IV. In de notariële archieven vind je ook de zogeheten ”certificaten van katholiciteit”, die zijn heel interessant. Ze zijn getekend door roomse buren die stellen dat ze hun buurman naar de mis hebben zien gaan en dat hij een goede katholiek is. Vaak berusten die certificaten op leugens. Katholieken waren dus bereid om te liegen, zodat ze hun buren aan zo’n papiertje konden helpen. Dat heeft velen van hen gered, want als je zo’n ‘paspoort’ bij je had, kon je ontsnappen. Dat was bijvoorbeeld het geval voor de goudsmid Cerize uit Lyon.”
De Bartholomeüsnacht speelde zich grotendeels op de zondag van 24 augustus af. Is dat van rooms-katholieke zijde nooit veroordeeld?
„Nee, integendeel. De paus was erg blij met het nieuws. Hij liet een erepenning slaan en er werd een plechtige mis gehouden. Van officiële zijde is er nooit een veroordeling geweest. Dat neemt niet weg dat duizenden katholieken wel met afschuw hiervan kennisnamen en er part noch deel aan wilden hebben.”
De stadsmilities speelden een grote rol in de massamoord. Zij waren gewone burgers en vielen niet onder verantwoordelijkheid van de overheid. Hoe zou u deze mannen omschrijven?
„Het waren goede burgers. Ze oefenden een eerzaam beroep uit: lakenkoopman, advocaat, wachtmeester. En ze waren zeer overtuigd rooms-katholiek, gevoed in die tijd door eschatologische angsten, zoals Crouzet heeft aangetoond. Veel van hen zijn lid van een broederschap, gevormd door de dragers van de reliekschrijn van de heilige Geneviève, de beschermheilige van Parijs. Zij vormen de ”fine fleur” van de katholieke gemeenschap. Het zijn militante katholieken, die in hun samenkomsten bidden en de hugenoten vervloeken. Voor deze mannen is het tolereren van ketters onbestaanbaar. Het zet hun zaligheid op het spel, en die van hun familie. Zij zijn ervan overtuigd dat de hugenoten hen vervuilen en zijn al jaren voor de Bartholomeüsnacht bezig de wijken van de stad te ‘zuiveren’. Tussen oktober 1567 en augustus 1570 zijn drie mannen, drie burgers, verantwoordelijk voor de helft van het aantal arrestaties „vanwege ketterij”: Croizier, Chenet en Pezou.”
Pas in 2016 kwam er een gedenkplaat voor de slachtoffers, aan de voet van de Pont Neuf. Is dat niet rijkelijk laat en is het gedenkteken niet erg bescheiden?
„Het is voor politici moeilijk om die momenten uit de geschiedenis naar voren te halen waarin de Fransen heel verdeeld zijn. Dat is iets waar men liever niet aan herinnerd wordt. En de discrete plek van dit gedenkteken getuigt ook van de verlegenheid van onze collectieve herinnering wanneer het gaat over die verdeeldheid. Maar er wordt nu vooruitgang geboekt wat dat betreft. Het inwijden van een herdenkingsplaat in het hart van Parijs door de burgemeester, zo dicht mogelijk bij de plaats van het bloedbad, laat zien dat de relaties tussen christenen onderling genormaliseerd zijn en ook dat politici niet langer wegkijken van de donkere perioden in de Franse geschiedenis.”