De informele sector
Zwarte werksters zijn aanzienlijk meer in trek dan witte. Die benaming slaat in dit geval niet op huidskleur, maar op de vraag of er voor deze parttime krachten netjes loonbelasting en sociale lasten worden afgedragen. In de professionele schoonmaaksector, waar niet zwart maar wit gewerkt wordt, zijn juist relatief veel allochtonen werkzaam.Zwartwerken, zwartrijden, zwarte handel, zwart geld en meer van dergelijke combinaties maken wel duidelijk dat zwart in onze maatschappij vooral negatieve associaties oproept. Zonder nu uit oogpunt van politieke correctheid een pleidooi te houden voor het afschaffen van deze benamingen, kan men zich voorstellen dat hier wonende Surinamers, Antillianen en andere zwarten deze aanduidingen niet altijd leuk vinden. Een taal is niet zonder meer neutraal, zo blijkt ook hier.
Een aantal jaren geleden, het was nog onder paars, kwam de regering met een plan de zwarte werkster te witten. Daar kwam overheidssubsidie voor beschikbaar. Op die manier zouden laaggeschoolde, langdurig werklozen moeten kunnen doorstromen naar een normale baan.
Een succes werd de regeling niet. Er werd maar weinig gebruik van gemaakt. Voor veel mensen bleef het aantrekkelijker om de zaken informeel te regelen. Dat bij een witte werkster het schoonmaakbedrijf een ander stuurde wanneer ze ziek was, werd door de meesten niet als een pluspunt gezien. Wat moest je met zo’n vreemd mens in huis? Dat gold zeker in het geval de opdrachtgever afwezig was.
De subsidie moet ook wel behoorlijk hoog zijn, wil het prijsverschil tussen de witte en de zwarte werkster overbrugd kunnen worden. Voor de zwarte werkster telt ook mee dat een officieel inkomen gevolgen kan hebben voor haar uitkering of huursubsidie.
Vandaar dat staatssecretaris Van Hoof de stimuleringsregeling voor de witte werkster wil intrekken. Maar hoe dan verder? De informele economie, zoals de zwarte sector met een net woord heet, is in feite onuitroeibaar. In landen als Italië en Turkije is het belang ervan nog veel groter dan bij ons. Zodanig zelfs dat men er bij het bekijken van cijfers over de werkloosheid en het bruto nationaal product wel degelijk rekening moeten houden dat die alleen de officiële economie weerspiegelen.
Een niet te verwaarlozen groep mensen werkt in de informele sector en weet op die manier het hoofd boven water te houden. In derdewereldlanden is dat nog veel sterker het geval.
Maar ook in het rijke deel van de wereld laat de sector van de persoonlijke dienstverlening zich moeilijk inpassen in het patroon van de officiële arbeidsrelaties. Juist in die landen zijn de lonen immers hoog en vanwege het voorzieningenniveau geldt datzelfde van de belastingen en de sociale lasten. Dat betekent dat je ook bij ons allerlei gedetailleerde inkomensplaatjes met een korreltje zout moet nemen. Er wordt nogal wat bijgeklust.
Wellicht is het het beste om binnen zekere grenzen ruimte te bieden voor de informele sector. Uitroeien kun je het toch niet en het heeft ook een nuttig effect als mensen die langs officiële kanalen niet of moeilijk aan de slag zouden komen, op deze manier toch wat kunnen verdienen.