75 Jaar Darmstädter Wort: Duitse kerk voelde na oorlog weinig schuld tegenover Joden
Het ”Darmstädter Wort” was een getuigenis van Duitse christenen waarin schuld beleden werd voor zaken uit de oorlog. Deze maandag –8 augustus– is het 75 jaar geleden dat het werd gepubliceerd. „Het was niet per ongeluk dat de Holocaust in het stuk niet genoemd werd”, meent dr. A. A. A. Prosman.
Het Darmstädter Wort is genoemd naar de plaats van totstandkoming. In Darmstadt, in de Duitse deelstaat Hessen, vergaderden in de zomer van 1947 een aantal Duitse theologen in het Elisabethenstift. Op een muur bij het diaconessenhuis hangt sinds 2017 een plaquette ter herinnering daaraan.
Het Darmstädter Wort is voortgekomen uit onvrede over de Verklaring van Stuttgart (1945). Deze was eigenlijk afgedwongen door de Oecumenische Raad van Kerken. De buitenlandse kerken wilden dat de Duitse Evangelische Kerk, de latere EKD, zich zou distantiëren van het naziverleden van het Duitse volk. Het resultaat was een halfslachtige erkenning dat door het Duitse volk „oneindig veel leed over vele volkeren was gebracht.” De ”Stuttgarter Schulderklärung” zegt echter ook dat de Duitse kerk „vele jaren gestreden heeft tegen het nationaalsocialisme.” Maar dat had ”de kerk” helemaal niet gedaan. Zij was in de persoon van bisschop Müller het verlengstuk geweest van Hitler. De Bekennende Kirche –Belijdende Kerk– had weerstand geboden; ”de kerk” niet. Er moest dus meer gezegd worden. Dit verlangen kreeg uitdrukking in het zogenoemde Darmstädter Wort van 8 augustus 1947.
De verklaring is opgesteld door de Broederraad van de Evangelische Kerk. De belangrijkste auteurs van het document waren de theologen Hans-Joachim Iwand en Karl Barth. Ook Martin Niemöller heeft een aandeel gehad in de totstandkoming.
Gedwaald
Het meest verrassende van het ”Darmstädter Wort” was de schuldbelijdenis: „Wir sind in die Irre gegangen” („Wij hebben gedwaald”). Dat was niet gebeurd met de Verklaring van Stuttgart. In 1947 beleed de Broederraad schuld voor het meegaan van de kerken met het nationaalsocialisme en het niet voldoende opkomen voor degenen die alle rechten ontnomen waren, de armen.
Het Darmstädter Wort bevat niet alleen een schuldbelijdenis, maar wil ook een koers aangeven voor de toekomst. Duitsland mag nooit meer „onze natie op de troon van God zetten. We hebben ons altijd verzet tegen revoluties, maar we hebben de ontwikkeling die tot de absolute dictatuur leidde, omarmd.” Ook wordt gewaarschuwd dat de kerk zich verre moet houden van het gebruik van politieke middelen, want daardoor wordt „het vrije aanbod van Gods genade vervalst.” Het geschrift heeft overigens geen belangrijke status gekregen in de Duitse kerken.
Joden
Dr. A. A. A. Prosman, emeritus predikant in de Protestantse Kerk en medewerker van het Gereformeerde Bondsorgaan De Waarheidsvriend, heeft in het verleden gepubliceerd over Nederlandse en Duitse kerken in hun verhouding tot de Joden na de Tweede Wereldoorlog. Hij ziet veel positieve dingen in het Darmstädter Wort. „Er wordt vier keer gezegd dat de kerk gedwaald heeft. Dat was moedig. Wanneer gebeurt het dat een kerk toegeeft in het verleden gedwaald te hebben?”
Waardevol vindt hij het dat de auteurs ondubbelzinnig de rol van de kerk tijdens het naziregime onder kritiek stellen. Ook het opkomen voor de armen en gemarginaliseerden heeft zijn instemming. Wel vindt hij het jammer dat in dat verband verwezen wordt naar de term ”marxisme”. „Dat zette direct een stempel. Het was beter als het woord ”socialisme” gebruikt was.”
De predikant heeft ook kritiek op het document. „Er staat niets in over de Holocaust en over de Joden. Dat was geen vergissing. Het vraagstuk van de Joden kwam toen al volop ter sprake. De Oecumenische Raad van Kerken, die de zaak van de Joden wel concreet behartigde, moest de Duitse kerken steeds weer aansporen om het lot van de Joden tijdens de oorlog op de agenda te zetten, maar de kerkleiders maakten er geen haast mee.”
Dat heeft volgens dr. Prosman te maken met de lange voorgeschiedenis. „De Duitse kerk was, en is, overwegend luthers. Er was in de theologie een grote tegenstelling tussen het Evangelie en de Joden. Toonaangevende theologen als Otto Dibelius en Gerhard Kittel waren antisemitisch. Dat is niet in één keer veranderd.”
De ommekeer kwam langzaam. Dr. Prosman: „De eerste echte en officiële schuldbelijdenis van een kerkelijke vergadering werd opgesteld tijdens de Rijnlandse Synode van de EKD in 1980. Men schreef: „Wij belijden met ontsteltenis de medeverantwoordelijkheid voor en de schuld van de christenheid in Duitsland aan de Holocaust.” De landelijke EKD heeft veel werk gemaakt van een doordenking van de verhouding kerk en Israël en heeft zich in dat opzicht opnieuw georiënteerd door middel van rapporten en studiedagen, maar hield zich nauwelijks bezig met de Holocaust.”
Hoe was dat in Nederland?
„De situatie in de Nederlandse kerken was anders dan die in Duitsland. Zowel de Rooms-Katholieke Kerk als de grootste protestantse kerken hebben in de oorlog geprotesteerd tegen de Jodenvervolging. De leiders hebben dat ook uitgesproken tegen de Duitse bezetters en er zijn om die reden ook kerkelijke leiders, zoals ds. K. H. E. Gravemeijer, in een kamp terechtgekomen. Helaas was het opkomen van de bevindelijk gereformeerde leiders voor de Joden over het algemeen gering.”