Ouderverdriet
Spreuken 6:20
„Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet van uw moeder niet.”
Onze kinderen veroorzaken ons misschien niet de meeste zorg wanneer zij klein zijn, en ook niet wanneer zij naar school gaan, wanneer wij hen naar bed kunnen brengen en een nachtkus geven, en voelen dat alles goed is. De zware zorg komt later – later, wanneer zij zich aan ons toezicht hebben onttrokken, wanneer zij op zichzelf en voor eigen rekening staan, wanneer zij weg zijn uit ons gezin, wanneer zij buiten het bereik van onze terechtwijzing zijn, en niet meer, als weleer, de kracht van ons gezag en nauwelijks die van onze liefde voelen. Dan begint voor vele ouders een tijd van ernstige beproeving. Ongetwijfeld is menige grijsaard met verdriet ten grave gedaald, omdat hij moest uitroepen: „Ik heb kinderen grootgebracht en verhoogd, maar zij hebben tegen mij overtreden.” Menige vader en menige moeder sterft, vermoord, niet met een mes of door vergif, maar door de onvriendelijke woorden en wrede daden van hun eigen kinderen. Vele graven kunnen zeker worden natgemaakt met de tranen van zoons en dochters, omdat zij deze graven voortijdig hebben gevuld door hun ondankbaar gedrag. Laten wij bedenken, als onze ouders voor ons gespaard bleven, hoeveel wij aan hen verschuldigd zijn, en als wij het hun niet kunnen vergelden, laat het ons dan een vreugde zijn hun toch door ons gedrag zo veel troost te bieden als nodig is om onze dankbaarheid te tonen.
C. H. Spurgeon, predikant te Londen
(”12 preken voor jongeren”, 2016)