Opinie

Onderbouwing visquota kan beter

De raad van landbouwministers van de EU heeft dinsdag een knoop doorgehakt over de hoeveelheid vis die vissers mogen vangen. Drs. M. W. van Buuren

23 December 2004 08:17Gewijzigd op 14 November 2020 02:02
De raad van landbouwministers van de EU heeft dinsdag een knoop doorgehakt over de hoeveelheid vis die vissers mogen vangen. Drs. M. W. van Buuren constateert dat het onderzoek dat voorafgaat aan de vaststelling van de visquota veel hiaten kent.
De raad van landbouwministers van de EU heeft dinsdag een knoop doorgehakt over de hoeveelheid vis die vissers mogen vangen. Drs. M. W. van Buuren constateert dat het onderzoek dat voorafgaat aan de vaststelling van de visquota veel hiaten kent.

constateert dat het onderzoek dat voorafgaat aan de vaststelling van de visquota veel hiaten kent. Van Buuren pleit voor meer begrip tussen biologen, vissers en politici. Deze week was het weer zover. De raad van landbouwministers nam een besluit over de hoogte van de vangstquota voor de Europese visserijsector. De Nederlandse vissers wachtten in spanning af. Zouden de ministers zich laten leiden door de in hun ogen totaal onrealistische adviezen van de biologen of zouden ook de argumenten van de visser op zee meegewogen worden?

Voor een buitenstaander is er sprake van een ingewikkelde situatie. Een visserijbioloog die de Europese Commissie op basis van zijn meetmethoden en modelberekeningen overtuigend zal weten te vertellen waarom de quota dit jaar wederom onder politieke druk te hoog zijn vastgesteld. Een visserman die even overtuigend weet te vertellen dat hij er alles aan moet doen om te voorkomen dat hij deze schaarse quota niet al in het eerste halfjaar heeft opgevist, omdat er zo veel vis in de zee zit.

Er is een spanning tussen de adviezen van de biologen en de praktijkkennis van de vissers. Zolang daar zo’n grote discrepantie tussen blijft bestaan als nu het geval is, zullen vissers moeite houden om binnen de grenzen van de wet te blijven.

Eenzijdig

De hoeveelheden vis die vissers mogen vangen worden gebaseerd op de adviezen van een groep internationale biologen (de Internationale Raad voor het onderzoek van de Zee, ICES) die voorspellingen maken over de ontwikkelingen in de bestanden van commerciële vis in de Europese wateren.

De vissers hebben grote problemen met de adviezen van deze biologen. De wijze waarop de adviezen totstandkomen doet hen vermoeden dat de biologen met hun werk eenzijdig opkomen voor de belangen van natuur en milieu.

De wijze waarop de Europese Commissie het adviestraject heeft opgezet, laadt de schijn van partijdigheid en onterechte vermenging van wetenschap en politiek op zich. Er zijn aanwijzingen dat biologen zich het lot van de natuur aantrekken en in hun adviezen lagere quota voorstellen, waarmee ze inspelen op de politieke onderhandelingen waarin de quota altijd weer hoger uitvallen dan in hun ogen biologisch verantwoord is.

Zwakten

De quota-adviezen kennen een aantal zwakten. Doordat de technieken waarmee de biologen hun inschattingen maken van de huidige bestanden op een aantal onderdelen niet verfijnd genoeg zijn, sluiten ze niet nauwkeurig aan op de werkelijkheid. Hun cijfers lopen sowieso een of twee jaar achter.

De biologen maken ook weinig gebruik van de actuele vangstcijfers aan de hand van de logboeken van de vissers. Externe onafhankelijke beoordeling van onderzoeksresultaten blijft vaak achterwege.

Veel kritiek van vissers is gebaseerd op hun eigen waarnemingen. Met de huidige quota moeten vissers hun uiterste best doen om niet te veel te vangen. Aan de hand van hun vangstgegevens zien vissers een opgaande trend in de visbestanden.

Echter, niet mag worden vergeten dat vissers en biologen vanuit een verschillend referentiepunt vertrekken. De constatering van vissers dat zij hun best moeten doen om niet in korte tijd de beschikbare quota op te vissen, zegt wellicht dat er vis in overvloed is, maar kan óók wijzen op de kwaliteit van de moderne vangstmethoden en opsporingsapparatuur.

Biologen zullen wijzen op het feit dat zij inspelen op ontwikkelingen op de lange termijn en dat zij soms ook op basis van het voorzorgsprincipe lagere quota voorstellen dan strikt noodzakelijk vanwege de onvoorspelbaarheid van het ecosysteem van de Noordzee.

Horizon

De visserij benadert de quota vanuit een bedrijfseconomisch oogpunt, waarbij zekerheid voor de korte en de middellange termijn van groot belang is. Biologen daarentegen willen de diverse visbestanden boven een kritische grens krijgen zodat deze zich op de lange termijn handhaven. Hoewel ook vissers belang hebben bij de beschikbaarheid van voldoende vis op de lange termijn, zien we wel degelijk een verschillende horizon en insteek.

Van beide zijden zal moeten worden geïnvesteerd in wederzijds begrip en vertrouwen, de uitwisseling van standpunten en het in gezamenlijkheid ontwikkelen van inzicht in de feitelijke ontwikkelingen in de visbestanden. Dat kan door vissers met biologen te laten meekijken bij hun bestandsopnamen en hun uit te leggen hoe adviezen totstandkomen, maar ook door de biologen inzicht te geven in de visserspraktijk van alledag.

De visserijsector pleit al jaren voor meer onderzoek naar sociaal-economische omstandigheden in de visserij. Dat is een legitieme vraag omdat lagere quota en flankerend beleid direct gevolgen hebben voor het inkomen en de arbeidsomstandigheden van de vissers. Een pleidooi voor sociaal-economisch onderzoek heeft natuurlijk geen directe gevolgen voor de inhoud van de quota-adviezen van de biologen. Zij plaatsen deze in een ander daglicht omdat ze de financiële vertaling ervan laten zien. Daarmee kunnen ze leiden tot een evenwichtiger besluitvorming over de quota.

Politieke keuze

Uiteindelijk blijft de hoogte van de quota een politieke keuze. Weliswaar speelt wetenschappelijke advisering (al dan niet in samenwerking met de sector) een keuze, maar de Europese ministers maken een politiek-maatschappelijke afweging. Daarin worden verschillende waarden en belangen van de visserijsector, de consument en natuur en milieu meegewogen. Helaas laat de praktijk zien dat de uiteindelijke beslissingen vooral het gevolg zijn van internationale handjeklap en niet van weloverwogen waardeafwegingen. Meer onderling begrip en samenwerking tussen wetenschappers en vissers zal dan ook niet tot meer draagvlak voor het Europees visserijbeleid leiden.

De auteur is verbonden aan het Centrum voor Publiek Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer