Waternatuur in Vechtplassen gaat sterk achteruit
De waternatuur in de Oostelijke Vechtplassen is in de afgelopen zes jaar sterk achteruit gegaan. In bijna het hele gebied is de kwaliteit van het water slechter geworden. Dat heeft gevolgen voor planten en dieren. Krabbenscheer, een drijvende waterplant, is bijna helemaal verdwenen, terwijl ongewenste exotische soorten zich sterk vermenigvuldigen, aldus Natuurmonumenten, beheerder van het gebied.
De Vechtplassen vormen één van de grootste waterrijke laagveengebieden van Nederland en strekken zich uit in Utrecht en Noord-Holland. De meren en plassen zijn heel bekend en populair bij watersporters.
Maar die watersporters, andere recreanten, landbouwers en gemeenten zijn er volgens Natuurmonumenten ook verantwoordelijk voor dat de kwaliteit van het gebied zo achteruit holt. Onder meer via afwateringen en riolen komt er veel te veel vervuild water in de plassen terecht. Het water wordt daardoor troebel. Inheemse soorten kunnen daar niet tegen, maar ongewenste exotische soorten hebben er geen last van. De exoten verdringen soorten die van nature in de plassen thuishoren. De Oostelijke Vechtplassen krijgen ook steeds minder schoon kwelwater uit de Utrechtse Heuvelrug, doordat de heuvelrug verdroogt.
Natuurmonumenten en waterschap Amstel, Gooi en Vecht nemen al maatregelen om de waterkwaliteit te herstellen. Maar de organisaties doen ook een dringend beroep op anderen langs de plassen. „Over vijf jaar moet alle oppervlakte- en grondwater in heel Europa van goede kwaliteit zijn”, aldus Natuurmonumenten. „We maken ons ernstige zorgen. Met de huidige koers stevent Nederland af op een watercrisis, die vergelijkbaar is met de huidige stikstofcrisis.”