Opiniecommentaar

Rommelige aanpak nieuwe onderwijswet roept vragen op over drijfveren Wiersma

Het is geen geheim dat er tijdens de laatste kabinetsformatie langdurig is gesproken over de vrijheid van onderwijs. Toen de besprekingen waren afgerond, leken reformatorische scholen opgelucht adem te kunnen halen. Aan het Grondwetsartikel dat hun rechten verankert, wordt voorlopig niet gemorreld, zo kwamen VVD, D66, CDA en ChristenUnie overeen.

Hoofdredactie
21 June 2022 14:16
beeld ANP, Bart Maat
beeld ANP, Bart Maat

D66 plaatste daar wel een kanttekening bij. De partij wees erop dat het kabinet en de Tweede Kamer onderwijsinstellingen die de onderwijsvrijheid te ruim invullen op meerdere manieren kunnen aanpakken. D66-onderwijswoordvoerder Van Meenen heeft in meerdere debatten benadrukt dat de bevoegdheden van bewindspersonen om schoolbestuurders via een zogeheten bestuurlijke aanwijzing gedwongen te laten aftreden, of bekostigingssancties op te leggen, ook via lagere regelgeving kunnen worden uitgebreid.

Die woorden komen beslist in een ander daglicht te staan, nu de plannen van onderwijsminister Wiersma met de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs duidelijk zijn. Uit de door hem aangescherpte wet volgt namelijk dat elke incidentele tekortkoming van een school die strijdt met de wettelijke opdracht ten aanzien van burgerschap en sociale veiligheid jegens slechts een enkele leerling voor de minister al reden kan worden om te handelen. Een overtreding van de burgerschapsopdracht waarbij slechts één basiswaarde dreigt te worden aangetast, is straks al voldoende aanleiding voor een aanwijzing. Zou deze wet een geste aan D66 zijn?

Wiersma verbouwde de wet kort voordat hij erover in debat ging met de Tweede Kamer. Daarmee heeft zijn handelwijze veel weg van een overrompelingstactiek; iets waarmee hij de coalitiepartijen ChristenUnie en CDA zichtbaar heeft gebruuskeerd. Uit de bij de Kamerstukken gevoegde beslisnota blijkt bovendien dat de bewindsman met zijn handelwijze lijnrecht inging tegen het advies van zijn ambtenaren. Die drongen erop aan dat hij zijn aanscherpingen eerst zou voorleggen aan de Raad van State. Tevergeefs, zo blijkt.

Door dat alles is dit wetgevingsproces allerminst solide te noemen, terwijl dergelijke gevoelige materie juist vraagt om precisie en behoedzaamheid. Met de open en algemeen geformuleerde bepalingen die de minister in de onderwijswetgeving wil laten opnemen, kan de rechter straks alle kanten op. Dat geeft rechtsonzekerheid. Als de wet het al haalt, want in de Eerste Kamer zullen de senatoren van de christelijke partijen de gelegenheid zeker te baat nemen om de Raad van State alsnog om advies te vragen. De kans dat de wetsbehandeling daardoor langdurig stagneert, is reëel.

Al met al oogt deze gang van zaken dermate chaotisch dat het van wijsheid zou getuigen als de minister het alsnog bij zijn eerdere wetsversie houdt. Anders ligt het er wel erg dik bovenop dat hier vooral gelegenheidspolitiek wordt bedreven, waarbij wetgeving louter wordt aangewend voor het uitstralen van seculier-liberaal machtsvertoon.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer