Aantal kappers en barbiers toegenomen, vooral meer zzp’ers
Het aantal haarverzorgingsbedrijven in Nederland is de laatste vijf jaar fors toegenomen, meldt de Kamer van Koophandel (KVK) dinsdag. In 2017 stonden ruim 27.000 haarverzorgers in het KVK Handelsregister ingeschreven, nu zijn dat er ruim 32.000. Het gaat om een toename van 17 procent. Volgens Femke Vijn van brancheorganisatie ANKO neemt vooral het aantal zzp’ers toe.
„Bijna 80 procent van het aantal ondernemingen in de haarverzorging is zzp’er. Er is meer behoefte om zelfstandig te worden, omdat je dan meer grip op de invulling van je eigen agenda hebt. Er is weinig nodig om als eenpitter vanuit huis of als ambulant kapper te starten”, verklaart Vijn.
Ongeveer een derde (ruim 35 procent) van de kappers en barbiers zijn gevestigd in Noord- en Zuid-Holland. De twee provincies hebben samen ruim 11.000 haarverzorgingsbedrijven. In Flevoland zitten de minste van deze bedrijven, namelijk 762. Per 10.000 inwoners hebben Zeeland en Limburg de meeste kappers en barbiers (22 per 10.000 inwoners). In Utrecht zit het kleinste aantal haarverzorgingsbedrijven per inwoner (15 per 10.000 inwoners).
Vijn ziet het aantal kappers in de Nederlandse winkelstraten wel afnemen. „We zien de kapper steeds meer uit winkelstraten verdwijnen. Vaak door oneerlijke concurrentie. Kapsalons in winkelpanden, die vaak met personeel en leerlingen werken, moeten aan veel meer regels voldoen, meer gemeentelijke heffingen en vaak een hogere huurprijs betalen dan de kappers die vanuit hun eigen woning knippen. Veel gemeenten reguleren de vestiging van kappers niet, waardoor er een wildgroei aan kappers ontstaat”, zegt ze.
Dat veel haarverzorgingsbedrijven de coronacrisis hebben overleefd komt volgens Vijn niet door de steunregelingen, „maar omdat ze zichzelf gered hebben met behulp van geplunderde pensioenpotjes, spaarrekeningen, uitgestelde betalingen en leningen”. Ze vreest dan ook voor de langere termijn. „Nog een lockdown zouden veel haarverzorgingsbedrijven waarschijnlijk niet overleven en achter het met privégeld compenseren van de coronaschade schuilt veel verborgen leed bij ondernemers.”