De stemming in Belgrado was een formaliteit: 146 parlementariërs stemden voor, 79 waren tegen, 25 onthielden zich van stemming of waren afwezig.

Servië en Montenegro krijgen een gezamenlijk leger en gaan één buitenlandse politiek voeren. Ze houden ieder hun eigen economie, munteenheid en douane. Na drie jaar kunnen beide staten besluiten zich af te scheiden. Hierover bereikten de Joegoslavische president, Vojislav Kostunica, de Montenegrijnse president, Milo Djukanovic, en EU-buitenlandcoördinator Javier Solana vorige maand overeenstemming. De Europese Unie wil dat Servië en Montenegro verenigd blijven, om verdere politieke instabiliteit op de Balkan te voorkomen.

„Deze overeenkomst is gebaseerd op goede wil en ik ben optimistisch over de toekomst van de nieuwe staat”, zei de Servische premier, Zoran Djindjic, voorafgaand aan de stemming in het parlement. „Servië verliest niets met dit akkoord en we kunnen het over drie jaar altijd herzien.” Het Servische parlement wordt gedomineerd door de coalitie van achttien partijen die twee jaar geleden oud-president Slobodan Milosevic verdreef.

In Montenegro leidde het akkoord tot een politieke crisis. De regering van Djukanovic heeft te maken met sterke oppositie van de Liberale Alliantie, die volledige onafhankelijkheid wil. Uiteindelijk stemden toch nog 58 van de zeventig parlementsleden voor het voorstel.

Joegoslavië begon zijn bestaan in 1918 als het Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen. Montenegro gaf zijn onafhankelijkheid op en voegde zich bij de federatie. Tijdens het regime van Milosevic begon Joegoslavië langs etnische lijnen uiteen te vallen. Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina riepen begin jaren ’90 de onafhankelijkheid uit. Servië en Montenegro bleven in de federatie. Dit verband begon uiteen te vallen toen Djukanovic zich in 1997 van Milosevic distantieerde en naar onafhankelijkheid van Montenegro ging streven.