Column (Enny de Bruijn): Ten strijde tegen duistere machten
Vroeger lazen protestanten graag boeken over de Tachtigjarige Oorlog. Maar jongere generaties lezers lijken weinig geboeid door die oude, vaderlandse strijd. Zij lezen liever thrillers over de geestelijke strijd tegen ”duistere machten” in de lucht.
Onlangs herlas ik ”Willem Wijcherts”, het klassieke, historische jongensboek over de Tachtigjarige Oorlog van W. G. van de Hulst. Voor het eerst verschenen in 1909, en nog in 2003 voor de 22e keer herdrukt bij uitgeverij Callenbach. Mijn vader las het me voor toen ik er nog veel te jong voor was, een jaar of acht – met als gevolg dat ik nachtmerries kreeg van schele Ebben en zijn slachtoffers in de toren. Maar daar zal ik hier niet over uitweiden.
Hier wil ik alleen een stukje citeren. De hoofdpersoon, Willem Wijcherts, is na vele wederwaardigheden als ”schildknaap” van een edelman terechtgekomen in het bijeengeraapte legertje dat onder leiding van Lodewijk van Nassau de Spanjaarden bij Heiligerlee weet te verslaan. De auteur beschrijft de gebeurtenissen tijdens de bewuste veldslag levendig en gloedvol – zoals meesterverteller Van de Hulst dat kan. Daarna rondt hij het verhaal af met: „Het Spaanse leger was vernietigd, maar helaas, ook Graaf Adolf was gesneuveld. Hij was de eerste der Oranjes, die zijn bloed offerde voor de zaak van de vrijheid. God had de overwinning gegeven. En in de harten van hen, die getwijfeld hadden aan uitkomst in de donkere nacht der verdrukking was de hoop herboren. God zou verder helpen! Hun zaak zou zijn de zaak des Heren.”
”Willem Wijcherts” is lang niet het enige historische verhaal waarin je zulke stukjes kunt terugvinden. Denk aan ”Hotse Hiddes”, ”De helden van Zuid-Afrika”, ”Vlissinger Michiel”, aan alle andere boeken van E. Gerdes, L. Penning, P. de Zeeuw J.G.zn, Sibe van Aangium, H. te Merwe en vele anderen. Maar ook aan de boeken over de Tweede Wereldoorlog van bijvoorbeeld K. Norel en Anne de Vries, al ligt het er daar iets minder dik bovenop.
Vaderlands gevoel
God staat aan onze kant en zal de vijanden van het vaderland verslaan – dat is het gevoel dat veel van die klassieke, gereformeerde oorlogsboeken op hun lezers willen overbrengen. Onder de beschreven gebeurtenissen vóél je de kracht die het geloof aan de hoofdpersonen geeft, waardoor ze in staat zijn te vechten, zichzelf weg te cijferen en tot het uiterste te gaan bij de verdediging van hun land.
Maar dat traditionele, protestantse God-Nederland-en-Oranje-gevoel is in de wereld van vandaag ook onder protestantse lezers ver weggezakt. Het is nu eenmaal moeilijk om ongecompliceerd trots te zijn op een gereformeerd vaderland, of profetische vergezichten daaromtrent te hebben, als je om je heen de seculiere, multiculturele, postmoderne werkelijkheid ziet. Nederland is in de afgelopen halve eeuw onherkenbaar veranderd, en dat heeft de verbinding tussen geloof en vaderlands gevoel bij veel protestanten verbroken – of in elk geval veel zwakker gemaakt.
Dat weerspiegelt zich in de ‘oorlogsboeken’ die de laatste jaren in de christelijke boekhandel te vinden zijn. Thrillers van Joel C. Rosenberg, Ted Dekker, Steven James of –iets eerder– Tim LaHaye, Randy Alcorn, Frank Peretti. Verhalen waarin, achter de zichtbare werkelijkheid, een kosmische strijd wordt gevoerd tussen goede en kwade machten, tussen engelen en demonen. Het verhaal van Nederland is in dat grote kader onbeduidend geworden. Trouwens, wat zou een Amerikaanse auteur van Nederlandse geschiedenis weten? Het gaat om de grote, geestelijke strijd.
Toch zijn er ook overeenkomsten met de oorlogsboeken van vroeger. Zo zijn de strijdende hoofdpersonen er meestal van overtuigd dat God aan hun kant staat. En ook al weten ze in theorie wel dat je de boze machten niet zomaar kunt vereenzelvigen met een bepaald land, een bepaald volk, een bepaalde groep of partij, ze zijn tóch geneigd om dat soms te doen. En wat gebeurt er als je het idee van een geestelijke strijd gaat toepassen op de concrete situatie in het Midden-Oosten, of op de Amerikaanse politiek? Of, om dichter bij huis te blijven, op het overheidsbeleid in ons eigen land?
De thrillers waarover het hier gaat, wemelen van de complottheorieën – logisch, want daar wordt zo’n boek spannend van. Ze gaan over terroristische aanslagen met dodelijke virussen, over dictators in Rusland, over de machtspolitiek van de wereldleiders, over Joodse en islamitische complotten. En over hoofdpersonen die ten strijde trekken tegen alle samenzweringen die achter de zichtbare werkelijkheid schuilgaan.
Ik snap helemaal dat het leuk kan zijn om zo’n boek te lezen, en dat dat niet meteen betekent dat je als lezer écht gelooft dat de wereld zo in elkaar zit. Maar deze boeken raken –gezien de verkoopcijfers– wél een snaar bij het christelijke lezerspubliek. Kennelijk sluiten ze aan bij het christelijke levensgevoel van vandaag. En dat lijkt me iets om over na te denken.
Wanneer een zogenoemde ”relithriller” wordt aangeprezen als ”spannend, apocalyptisch en een heerlijk boek voor vaderdag”, dan vind ik dat vreemd klinken. We hebben het hier over verzonnen verhalen, waarin de doden bij bosjes vallen en waarin te pas en te onpas Bijbelse eindtijdprofetieën worden aangehaald. Ze geven vaak een al te simplistisch beeld van de ingewikkelde werkelijkheid. En hun hoofdpersonen hebben altijd de juiste profetische visie op de zaak – alsof ze vanuit Gods perspectief kunnen kijken, alsof ze zelf geen zondige mensen zijn die het soms mis hebben. Gereformeerd is dat mensbeeld bepaald niet.
Voor de duidelijkheid: ik geloof mét Augustinus in de onzichtbare strijd tussen de stad van God en de stad van de wereld. Maar het belangrijkste probleem van deze verhalen lijkt me dat de geestelijke strijd een uitwendige strijd wordt, waarbij de vijand altijd te vinden is in het kamp van de ongelovige tegenstander. Zo loop je het risico dat je vijandbeelden creëert, terwijl je vergeet waar de gevaarlijkste vijand te vinden is: in je eigen hart.
Enny de Bruijn is schrijver en parttime RD-redacteur.