Voorlopig nog geen noodweg Veenendaal
De noodweg om het Benedeneind in Veenendaal te ontsluiten kan er voorlopig niet komen. Dat maakte wethouder H. Roor vrijdag bekend.
De gemeente ligt in de clinch met de eigenaar van de grond, D. van der Meijden. Dat is het gevolg van het ontdekken van vervuiling in de grond. Veenendaal wil de grond daarom niet kopen voor de overeengekomen prijs en heeft het koopcontract laten ontbinden.
De noodweg moet binnen enkele maanden worden aangelegd om de woningen aan het Benedeneind bereikbaar te houden. Die worden binnenkort afgesneden door de Prins Clauslaan, die momenteel wordt aangelegd.
De grondeigenaar verkocht het perceel in 1996 al in twee gedeelten. Een stuk van 3800 vierkante meter ging naar de gemeente en 7400 vierkante meter naar projectontwikkelaar Van Oostrum en Van Laar. Nu de feitelijke overdracht moet plaatshebben, wenst eigenaar Van der Meijden een verklaring dat hij achteraf niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de kortgeleden ontdekte bodemverontreiniging. De projectontwikkelaar weigert dit. De gemeente heeft op haar beurt het koopcontract voor haar gedeelte van de grond laten ontbinden. Wethouder Roor wacht nu af of Van der Meijden en de projectontwikkelaar tot een vergelijk kunnen komen. Als dat lukt, kan Veenendaal de grond alsnog kopen.
Behalve de noodweg staat ook de komst van de definitieve ontsluitingsweg voor het Benedeneind op losse schroeven. Die weg moet over het 3800 vierkante meter grote perceel komen. Voor dat deel van de grond heeft de gemeente inmiddels een onteigeningsprocedure in gang gezet.
Uit historische gegevens van de gemeente blijkt dat het terrein van Van der Meijden in het verleden als vuilstort is gebruikt. Volgens verantwoordelijk wethouder Roor was daarvan echter nog niets bekend op het moment dat plannen werden gemaakt voor de aanleg van de weg. Al eerder werd duidelijk dat door de vervuiling de komst van een nieuw bedehuis voor de christelijke gereformeerde kerk vertraging oploopt.
Grondeigenaar Van der Meijden vermoedt kwade opzet in de zaak. Hij stelt dat de gemeente al lang op de hoogte was van de verontreiniging, op grond van de historische informatie. Wethouder Roor zegt dat niet te hebben geweten. „Het is heel gebruikelijk in de onroerendgoedwereld dat je pas bodemonderzoek doet nadat de koop onder voorbehoud is gesloten.”
Van der Meijden noemt het daarentegen „opmerkelijk” dat pas na het bodemonderzoek bij de gemeente een brief uit 1978 boven water kwam, waarin de provincie Utrecht aan de vorige eigenaar toestemming geeft om zijn terrein op te hogen met onder andere bouw- en sloopafval. „De gemeente was dus terdege op de hoogte van de vervuiling waarvan ik zelf niets wist. Toen ik het 15 jaar geleden kocht stond er over de vuilstort en de ophoging van het terrein niets in mijn koopcontract.”
Het zint Van der Meijden ook niet dat hij volgens het koopcontract af moest zien van bezwaarmaken tegen wijziging van het bestemmingsplan. Inmiddels heeft de gemeente de bestemming van de grond gewijzigd, maar tegelijkertijd het koopcontract ontbonden. Van der Meijden kan daardoor de grond niet meer voor andere dan ”maatschappelijke doeleinden” gebruiken.