PvdA en GroenLinks en de erfenis van Rutte IV
Spannende tijden zijn aangebroken in de gelederen van PvdA en GroenLinks. Ledenraadplegingen moeten deze week uitwijzen hoe groot het draagvlak in de achterbannen van beide partijen is om in het al langer lopende samenwerkingsproces vervolgstappen te zetten.
Vooralsnog is het vizier gericht op de Eerste Kamerfracties van PvdA en GroenLinks. Geven de leden groen licht, dan zullen die na de Eerste Kamerverkiezingen van volgend jaar worden samengevoegd tot één geheel.
Hoewel kritiek niet ontbreekt, wordt de gedachtevorming duidelijk voortgestuwd door een gevoel van “nu-of-nooit”. Dat komt mede door de inschatting dat de bestaande krachtsverhoudingen in de politiek kunnen verschuiven. Rutte heeft zijn beste tijd gehad. Nu zijn vierde kabinet dreigt vast te lopen in de bestuurlijke stikstof- en woningmarktblubber lijkt de neergang definitief te zijn ingezet. Als één lijstcombinatie vormen PvdA en GroenLinks straks allicht een krachtiger tegenhanger van de VVD dan wanneer zij elk afzonderlijk de verkiezingsstrijd in zouden gaan.
De aanjagers van de fusieplannen mikken intussen op een nog hoger doel. Zij zien een linkse lente gloren; een periode kortom waarin een linkse fusiepartij niet alleen steviger op de kaart staat, maar daar bovenop haar stempel zal drukken op het regeringsbeleid. Dat is overduidelijk een vorm van wensdenken, waarin de realiteitszin ontbreekt.
Allereerst doet die voorstelling van zaken vermoeden dat Nederland de afgelopen twaalf jaar geleid is door een liberale hegemonie. Dat ligt genuanceerder. De VVD moest in Rutte II geregeld concessies doen aan coalitiepartner PvdA (links!) en aan de constructieve oppositiepartijen D66, CU en SGP.
In de beleidsfabriek is de macht van een kabinet bovendien beperkt. Dat moet immers dealen met de sociale partners, met rechterlijke uitspraken, met Europese begrotingsnormen, met internationaalrechtelijke verdragen en met nog tal van andere zaken die een stempel drukken op de besluitvorming. Maar bovenal moet het zich verhouden tot de erfenis van zijn voorgangers. Vooral dat is van belang, want door het expansieve begrotingsbeleid van Rutte IV is het niet uitgesloten dat de overheidsfinanciën aan het eind van deze kabinetsperiode flink uit het lood zullen staan.
Als er straks door toedoen van een mogelijke fusie van PvdA en GroenLinks al een linkse premier kan aantreden, dan kan de ironie van de geschiedenis er dus zomaar leiden dat diens kabinet voor forse bezuinigingsopgaven komt te staan. Die kunnen niet met uitsluitend links beleid worden uitgevoerd. In coalitieland Nederland zullen compromissen ook dan onvermijdelijk zijn.
Kortom, het is het recht van de voorstanders om die argumenten aan te dragen die hun fusievoorkeur ondersteunen. Maar wie de zaken zo voorstelt als zou er daarna wel eens een heel andere politieke wind door Nederland kunnen gaan waaien, moet echt wat aan verwachtingenmanagement gaan doen. En even te rade gaan bij parlementaire historici.