Kabinet mocht PostNL en Sandd geen vergunning geven
De fusie van PostNL en Sandd had niet goedgekeurd mogen worden door het kabinet. Dat oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), dat daarmee een eerder vonnis van de rechter in Rotterdam bevestigt. PostNL zegt dat de uitspraak geen gevolgen heeft voor de samenvoeging.
Over het samengaan van de postbedrijven wordt al lang juridisch gesteggeld. De fusie was volgens de ondernemingen zelf en het kabinet nodig om in een krimpende markt de basispostvoorziening in Nederland vijf dagen per week te kunnen voortzetten. Maar enkele kleinere bedrijven die vreesden voor hogere prijzen voor diensten van PostNL maakten bezwaar. En de Autoriteit Consument & Markt (ACM) waarschuwde dat er door de deal nauwelijks concurrentie zou overblijven op de postmarkt.
De minister van Economische Zaken kan weliswaar een vergunning geven voor een fusie als die algemene belangen zou dienen die zwaarder wegen dan de beperking van de concurrentie. Maar in het geval van de twee postondernemingen had toezichthouder ACM geoordeeld dat een fiat voor de deal niet op zijn plaats was. De minister is dan gebonden aan het oordeel van de toezichthouder dat de continuïteit van de landelijke postdienstverlening zonder de postfusie geen gevaar loopt, stelt het beroepscollege. Omdat er verder eigenlijk geen andere algemene belangen zijn genoemd die door de deal zouden worden gediend, is de vergunning daarmee ten onrechte verleend.
De zaak is opmerkelijk, omdat PostNL en Sandd al meer dan twee jaar één bedrijf zijn. PostNL stelde al dat de fusie ook niet meer ongedaan kan worden gemaakt. In een schriftelijke reactie herhaalt PostNL dit. „Het netwerk, de locaties en bedrijfsmiddelen van Sandd bestaan niet meer. De medewerkers van Sandd zijn ofwel in dienst van PostNL ofwel hebben elders een baan gevonden.”
Bij de rechtbank Rotterdam loopt nog het beroep van PostNL tegen de weigering van de vergunning door de ACM. Die procedure was opgeschort tot deze uitspraak, maar kan nu worden voortgezet. Het staat daarom nog niet definitief vast dat er geen vergunning komt.
Het ministerie van Economische Zaken spreekt in een reactie van een „ingrijpende uitspraak” door het CBb „in een unieke zaak”. Het ministerie laat weten de uitspraak „inclusief de logische vervolgstappen” nu zorgvuldig te gaan bestuderen.