„Genderdysforie gebruikt als breekijzer door activisten”
„De nood van mensen met genderdysforie moet geen breekijzer worden voor het opheffen van het fundamentele onderscheid tussen man en vrouw”, vindt prof. dr. Henk Jochemsen.
Tegelijk moeten christenen de nood van transgenders niet laten ondersneeuwen in de strijd tegen genderideologie. Dat betoogde de bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Wageningen Universiteit maandag tijdens een forumavond van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP in Woerden. Jochemsen ziet dat mensen met genderdysforie worden „gebruikt” door aanhangers van de gender- ideologie om het normatieve denken in mannen en vrouwen te bestrijden.
Inmiddels zijn er klassen van 13-jarige kinderen waar de helft zich identificeert als non-binair, hoorde politiek commentator van de Volkskrant Martin Sommer onlangs. De journalist vroeg zich hardop af waar de „plotselinge, geweldige golf” aan activiteiten en acties rond gendergelijkheid vandaan komt.
De samenleving maakt een „ingrijpende verandering” door, stelde Sommer. „Transgenderisme is daar het radicaalste symptoom van.” Hij wees op een wetsvoorstel dat de wijziging van iemands geslacht uit de medische sfeer haalt. Alleen de mededeling aan een gemeenteambtenaar volstaat daar straks voor. „Wie daar iets op aan te merken heeft, is transfoob. Je bemoeit je met de vrijheid van iemand die zichzelf wil worden.”
„Het debat over gender is enorm gepolariseerd”, ziet ook SGP-Kamerlid Roelof Bisschop. De politicus wilde van prof. Martin den Heijer weten of hij daarvan consequenties ervaart bij zijn werk als internist en endocrinoloog bij het Amsterdam UMC. Den Heijer bevestigde dat. „De rol van de psycholoog staat maatschappelijk ter discussie. Actiegroepen vinden dat mensen zelf moeten beslissen.” Zelf vindt hij de invloed van een psycholoog in het proces belangrijk.
Menuutje
Jochemsen wees op een internationale studie onder spijtoptanten. „Zij kampten allemaal met ernstige psychiatrische problematiek die niet onderkend was.” Meer onderzoek zou volgens hem nodig zijn, maar volgens Den Heijer gaat een plan daarvoor het niet halen.
Ook hij heeft er moeite mee als mensen als het ware een „menuutje” willen samenstellen met mannelijke en vrouwelijke kenmerken. „Een beetje van dit en een beetje van dat.” Hij ziet ook wel „dat deze groep gebruikt wordt als argument vanuit politiek en maatschappelijk activisme.”
Dat neemt niet weg dat er bij sommige mensen sprake is van een tussenvorm – zowel in de ontwikkeling van geslachtsorganen als in hun identiteitsbeleving. De verhalen die hij daarover hoort in de spreekkamer „raken” hem telkens weer.
Anorexia
Prof. Jochemsen zou meer aandacht willen voor psychische problemen waar veel transgenders mee kampen. „Kijk na een psychologische behandeling daarvan wat er overblijft aan genderdysforie.” De hoogleraar vergeleek genderdysforie met anorexia, waarbij mensen ook een diep gevoel van onbehagen en afkeer van hun lichaam hebben. Daarvoor is psychische behandeling geboden.
De vergelijking met anorexia wilde Den Heijer niet zomaar maken. „Genderdysforie is ook iets in het brein. Bij genderdysforie wordt primaat gegeven aan wat mensen voelen en dat doe je bij anorexia niet. Het gaat bovendien om meer dan de subjectieve ervaring van mensen.” Wel pleitte de medicus voor „behoorlijke terughoudendheid” om kinderen en adolescenten te behandelen.
Verkeerde lichaam
Vanuit de zaal stipte Elise van Hoek van de Nederlandse Patiëntenvereniging aan dat een groeiende groep jongeren zich meldt bij de genderpoli. Ze vroeg zich af of er sprake kan zijn van een nieuwe vorm van genderdysforie, naast de klassieke vorm. En of die onder het zelfde label valt of nieuw onderzoek vraagt.
Den Heijer beaamde dat. „De enorme toename baart ook mij zorgen. Maar ik zie ook dat mensen opknappen van een behandeling. Dat geeft mij de vrijmoedigheid om dit werk te doen.” Volgens hem beïnvloedt de ontwikkeling in de maatschappij de gesprekken op de poli. „Mensen verwoorden hun klachten heel anders dan 40 jaar geleden. De term „ik ben geboren in het verkeerde lichaam” kom ik bijvoorbeeld nooit meer tegen.”