Geen wortel
Mattheüs 13:5b
„En het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.”
Het vermaak dat een godzalig mens schept in Gods Woord is een wel geworteld vermaak. Het is geworteld in een nederig hart, zoals van de goede aarde gezegd wordt (Lukas 8:15). Maar de vreugde van een huichelaar is uitwendig. Zoals zijn genade niet oprecht is, zo zijn ook zijn vermakingen. Daarom wordt er getuigd van het zaad dat op een steenrots gezaaid was, dat het geen wortel had en geen diepte van aarde (Mattheüs 13:5). En daarom, als de zon opgegaan was, is het verbrand en verdord. De apostel Paulus ziet op zodanigen als hij zegt: „Die gesmaakt hebben het goede Woord Gods” (Hebreeën 6:4).
Het vermaak van de goddelozen in het Woord is maar een proeven met de uiterste lippen en geen inzuigen. Een aan de oppervlakte zwemmen in de rivier van Christus’ bloed, maar geen onderduiken tot de grond. Een mens kan iets proeven en daarin toch geen zin hebben. Toch koopt hij het niet (Mattheüs 19:22): de rijke jongeling was zeer begerig om het eeuwige leven te erven. Maar hij wilde zijn goederen niet verlaten, om het te verkrijgen. Een kok mag proeven van een spijs die hij bereidt, maar de gasten en vrienden die genodigd zijn, eten het alleen. Een mens kan proeven wat hij nimmermeer verteert. De Israëlieten proefden van de eerste vruchten van het land Kanaän, en kwamen toch nooit in Kanaän.
Edmund Calamy, predikant te Londen
(”De ark van de vromen”, 1658)